Dutch
Detailed Translations for overdekken from Dutch to French
overdekken:
-
overdekken
Conjugations for overdekken:
o.t.t.
- overdek
- overdekt
- overdekt
- overdekken
- overdekken
- overdekken
o.v.t.
- overdekte
- overdekte
- overdekte
- overdekten
- overdekten
- overdekten
v.t.t.
- heb overdekt
- hebt overdekt
- heeft overdekt
- hebben overdekt
- hebben overdekt
- hebben overdekt
v.v.t.
- had overdekt
- had overdekt
- had overdekt
- hadden overdekt
- hadden overdekt
- hadden overdekt
o.t.t.t.
- zal overdekken
- zult overdekken
- zal overdekken
- zullen overdekken
- zullen overdekken
- zullen overdekken
o.v.t.t.
- zou overdekken
- zou overdekken
- zou overdekken
- zouden overdekken
- zouden overdekken
- zouden overdekken
en verder
- is overdekt
- zijn overdekt
diversen
- overdek!
- overdekt!
- overdekt
- overdekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overdekken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
recouvrir | overdekken | bedekken; bekleden; dekken; emballeren; inpakken; inwikkelen; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; van bekleding voorzien; verpakken |