Dutch
Detailed Translations for schroef los from Dutch to French
losschroeven:
-
losschroeven (losdraaien)
dévisser; desserrer-
dévisser verb (dévisse, dévisses, dévissons, dévissez, dévissent, dévissais, dévissait, dévissions, dévissiez, dévissaient, dévissai, dévissas, dévissa, dévissâmes, dévissâtes, dévissèrent, dévisserai, dévisseras, dévissera, dévisserons, dévisserez, dévisseront)
-
desserrer verb (desserre, desserres, desserrons, desserrez, desserrent, desserrais, desserrait, desserrions, desserriez, desserraient, desserrai, desserras, desserra, desserrâmes, desserrâtes, desserrèrent, desserrerai, desserreras, desserrera, desserrerons, desserrerez, desserreront)
-
Conjugations for losschroeven:
o.t.t.
- schroef los
- schroeft los
- schroeft los
- schroeven los
- schroeven los
- schroeven los
o.v.t.
- schroefde los
- schroefde los
- schroefde los
- schroefden los
- schroefden los
- schroefden los
v.t.t.
- heb losgeschroefd
- hebt losgeschroefd
- heeft losgeschroefd
- hebben losgeschroefd
- hebben losgeschroefd
- hebben losgeschroefd
v.v.t.
- had losgeschroefd
- had losgeschroefd
- had losgeschroefd
- hadden losgeschroefd
- hadden losgeschroefd
- hadden losgeschroefd
o.t.t.t.
- zal losschroeven
- zult losschroeven
- zal losschroeven
- zullen losschroeven
- zullen losschroeven
- zullen losschroeven
o.v.t.t.
- zou losschroeven
- zou losschroeven
- zou losschroeven
- zouden losschroeven
- zouden losschroeven
- zouden losschroeven
en verder
- ben losgeschroefd
- bent losgeschroefd
- is losgeschroefd
- zijn losgeschroefd
- zijn losgeschroefd
- zijn losgeschroefd
diversen
- schroef los!
- schroeft los!
- losgeschroefd
- losschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
losschroeven (afschroeven)
Translation Matrix for losschroeven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dévissage | afschroeven; losschroeven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
desserrer | losdraaien; losschroeven | losmaken; ontsluiten; opendraaien; openen |
dévisser | losdraaien; losschroeven | afhaken; afschroeven; afvallen; afzeggen; afzien van; detacheren; eruitstappen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontsluiten; opendraaien; openen; openschroeven; opgeven; ophouden; stoppen; tewerkstellen; tornen; uithalen; uittrekken; uitzenden |