Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. snuffen:


Dutch

Detailed Translations for snuffen from Dutch to French

snuffen:

snuffen verb (snuf, snuft, snufte, snuften, gesnuft)

  1. snuffen
    flairer; renifler; fureter
    • flairer verb (flaire, flaires, flairons, flairez, )
    • renifler verb (renifle, renifles, reniflons, reniflez, )
    • fureter verb (furète, furètes, furetons, furetez, )

Conjugations for snuffen:

o.t.t.
  1. snuf
  2. snuft
  3. snuft
  4. snuffen
  5. snuffen
  6. snuffen
o.v.t.
  1. snufte
  2. snufte
  3. snufte
  4. snuften
  5. snuften
  6. snuften
v.t.t.
  1. heb gesnuft
  2. hebt gesnuft
  3. heeft gesnuft
  4. hebben gesnuft
  5. hebben gesnuft
  6. hebben gesnuft
v.v.t.
  1. had gesnuft
  2. had gesnuft
  3. had gesnuft
  4. hadden gesnuft
  5. hadden gesnuft
  6. hadden gesnuft
o.t.t.t.
  1. zal snuffen
  2. zult snuffen
  3. zal snuffen
  4. zullen snuffen
  5. zullen snuffen
  6. zullen snuffen
o.v.t.t.
  1. zou snuffen
  2. zou snuffen
  3. zou snuffen
  4. zouden snuffen
  5. zouden snuffen
  6. zouden snuffen
en verder
  1. ben gesnuft
  2. bent gesnuft
  3. is gesnuft
  4. zijn gesnuft
  5. zijn gesnuft
  6. zijn gesnuft
diversen
  1. snuf!
  2. snuft!
  3. gesnuft
  4. snuffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snuffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
flairer snuffen besniffelen; besnuffelen; lucht krijgen van; naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; snuffelen aan; speuren
fureter snuffen besniffelen; besnuffelen; graaien; grabbelen; naspeuring doen; neuzen; om zich heen kijken; rechercheren; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; scharrelen van kip; snuffelen; speuren; struinen; verdwaald zijn
renifler snuffen besniffelen; besnuffelen; een loopneus hebben; een snuif nemen; hinniken; iets ophalen; insnuiven; inzuigen; naar binnen zuigen; naspeuring doen; neus ophalen; opsnuiven; paardegeluid maken; rechercheren; sniffelen; snuffelen; snuiven; speuren