Summary
Dutch
Detailed Translations for spullen from Dutch to French
spullen:
Translation Matrix for spullen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
affaires | dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken | aangelegenheden; affaires; bezigheden; bezigheid; bezittingen; commercie; eigendommen; gepeins; gepieker; geprakkizeer; handel; zaken |
biens | dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken | bezit; bezitting; bezittingen; boedel; eigendom; eigendommen; geldelijk vermogen; goederen; handelsgoederen; handelswaar; have; huisraad; inboedel; koopwaar; verbruiksgoederen; vermogen; waar; waren |
choses | dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken | goed; wasgoed |
trucs | dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken |
Related Words for "spullen":
Related Definitions for "spullen":
spul:
Translation Matrix for spul:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chose | goedje; materiaal; spul | artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak |
substance | goedje; materiaal; spul | kern van de zaak; materie; stof; substantie |
truc | goedje; materiaal; spul | apparaat; artikel; ding; foef; foefje; gimmick; goed; goochelkunstje; goocheltruc; item; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; object; toestel; truc; voorwerp; zaak |