Summary


Dutch

Detailed Translations for toelopen from Dutch to French

toelopen:

toelopen verb (loop toe, loopt toe, liep toe, liepen toe, toegelopen)

  1. toelopen

Conjugations for toelopen:

o.t.t.
  1. loop toe
  2. loopt toe
  3. loopt toe
  4. lopen toe
  5. lopen toe
  6. lopen toe
o.v.t.
  1. liep toe
  2. liep toe
  3. liep toe
  4. liepen toe
  5. liepen toe
  6. liepen toe
v.t.t.
  1. heb toegelopen
  2. hebt toegelopen
  3. heeft toegelopen
  4. hebben toegelopen
  5. hebben toegelopen
  6. hebben toegelopen
v.v.t.
  1. had toegelopen
  2. had toegelopen
  3. had toegelopen
  4. hadden toegelopen
  5. hadden toegelopen
  6. hadden toegelopen
o.t.t.t.
  1. zal toelopen
  2. zult toelopen
  3. zal toelopen
  4. zullen toelopen
  5. zullen toelopen
  6. zullen toelopen
o.v.t.t.
  1. zou toelopen
  2. zou toelopen
  3. zou toelopen
  4. zouden toelopen
  5. zouden toelopen
  6. zouden toelopen
en verder
  1. ben toegelopen
  2. bent toegelopen
  3. is toegelopen
  4. zijn toegelopen
  5. zijn toegelopen
  6. zijn toegelopen
diversen
  1. loop toe!
  2. loopt toe!
  3. toegelopen
  4. toelopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toelopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se rendre en courant toelopen

Related Words for "toelopen":


Wiktionary Translations for toelopen:


toeloop:

toeloop [de ~ (m)] nomen

  1. de toeloop (drukte; toevloed; gedrang)
    la bousculade; la foule; l'animation; l'affluence; la poussée; la cohue
  2. de toeloop (grote menigte; drukte; veel mensen)
    la multitude de personnes; le tumulte; la masse; la bousculade; la foule; l'affairement; la presse; l'activité; l'affluence; la cohue
  3. de toeloop (oploopje; samenkomst)
    l'attroupement; la masse; l'affluence

Translation Matrix for toeloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
activité drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen Windows Workflow Foundation-activiteit; activiteit; arbeid; arbeidzaamheid; bedrijvigheid; beroep; bezigheid; functionaliteit; prestatie; roerigheid; vak; verrichting; werk; werkstroomactiviteit; werkzaamheid; zakelijke activiteit
affairement drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; roerigheid; werkzaamheid
affluence drukte; gedrang; grote menigte; oploopje; samenkomst; toeloop; toevloed; veel mensen drom; het toestromen; het toevloeien; massa; menigte; mensenmassa; troep; volksmenigte
animation drukte; gedrang; toeloop; toevloed agitatie; animatie; beroering; bevlogenheid; bezieling; enthousiasme; geestdrift; gewoel; kalmte; levendigheid; ongedurigheid; onrust; stilheid; stilte
attroupement oploopje; samenkomst; toeloop accumulatie; bende; groep; hoop; oploop; samenscholing; troep
bousculade drukte; gedrang; grote menigte; toeloop; toevloed; veel mensen beroering; drukte; geraas; hectiek; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
cohue drukte; gedrang; grote menigte; toeloop; toevloed; veel mensen beroering; drukte; gedruis; geraas; groep mensen; hectiek; heibel; heksenketel; lawaai; leven; massa; menigte; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
foule drukte; gedrang; grote menigte; toeloop; toevloed; veel mensen bende; berg; boel; broeden; drom; geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; grauw; groep mensen; heleboel; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; plebs; rapaille; schaar; schare; schorriemorrie; troep; tuig; uitschot; volksmenigte
masse drukte; grote menigte; oploopje; samenkomst; toeloop; veel mensen accumulatie; bende; berg; boel; breekhamers; drom; gewicht; groep mensen; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; horde; klont; klonter; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; meute; mokers; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; overvloed; schaar; schare; stapel; troep; voorhamers; zwaarte
multitude de personnes drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen
poussée drukte; gedrang; toeloop; toevloed aandrang; aandrift; aandrijfkracht; aandrijving; ambitie; daadkracht; drang; drijfkracht; duw; duwtje; dynamiek; eerzucht; energie; esprit; fut; geduw; impuls; kracht; momentum; motor; por; prikkel; puf; stimulans; stoot; stootje; stuwkracht; voortstuwing; werklust; zet
presse drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen beroering; drukpers; drukte; geraas; heibel; heksenketel; krantenpers; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; pers; rumoer; tumult
tumulte drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen agitatie; beroering; drukte; gebrul; gebulder; gedruis; geharrewar; gekrijs; geluid; geraas; geschreeuw; gewoel; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ongedurigheid; onrust; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; pandemonium; rel; rumoer; sensatie; spektakel; tumult; verwarring; volksoproer; vuistgevecht

Related Words for "toeloop":


Wiktionary Translations for toeloop:

toeloop
noun
  1. médecine|fr action d’affluer, concours des liquides vers une partie de l’organisme.