Dutch
Detailed Translations for uitkeer from Dutch to French
uitkeren:
-
uitkeren
allouer; verser; distribuer-
allouer verb (alloue, alloues, allouons, allouez, allouent, allouais, allouait, allouions, allouiez, allouaient, allouai, allouas, alloua, allouâmes, allouâtes, allouèrent, allouerai, alloueras, allouera, allouerons, allouerez, alloueront)
-
verser verb (verse, verses, versons, versez, versent, versais, versait, versions, versiez, versaient, versai, versas, versa, versâmes, versâtes, versèrent, verserai, verseras, versera, verserons, verserez, verseront)
-
distribuer verb (distribue, distribues, distribuons, distribuez, distribuent, distribuais, distribuait, distribuions, distribuiez, distribuaient, distribuai, distribuas, distribua, distribuâmes, distribuâtes, distribuèrent, distribuerai, distribueras, distribuera, distribuerons, distribuerez, distribueront)
-
Conjugations for uitkeren:
o.t.t.
- keer uit
- keert uit
- keert uit
- keren uit
- keren uit
- keren uit
o.v.t.
- keerde uit
- keerde uit
- keerde uit
- keerden uit
- keerden uit
- keerden uit
v.t.t.
- heb uitgekeerd
- hebt uitgekeerd
- heeft uitgekeerd
- hebben uitgekeerd
- hebben uitgekeerd
- hebben uitgekeerd
v.v.t.
- had uitgekeerd
- had uitgekeerd
- had uitgekeerd
- hadden uitgekeerd
- hadden uitgekeerd
- hadden uitgekeerd
o.t.t.t.
- zal uitkeren
- zult uitkeren
- zal uitkeren
- zullen uitkeren
- zullen uitkeren
- zullen uitkeren
o.v.t.t.
- zou uitkeren
- zou uitkeren
- zou uitkeren
- zouden uitkeren
- zouden uitkeren
- zouden uitkeren
en verder
- ben uitgekeerd
- bent uitgekeerd
- is uitgekeerd
- zijn uitgekeerd
- zijn uitgekeerd
- zijn uitgekeerd
diversen
- keer uit!
- keert uit!
- uitgekeerd
- uitkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitkeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
allouer | uitkeren | distribueren; ronddelen; toewijzen; uitreiken; verdelen |
distribuer | uitkeren | afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; distribueren; geven; gunnen; gunst verlenen; rondbrengen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondzenden; schenken; thuisbezorgen; uitdelen; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken |
verser | uitkeren | bijstorten; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; deponeren; distribueren; doneren; geld overmaken; geven; gieten; gieten op; iemand iets toedienen; ingeven; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; op rekening storten; opdrinken; opgieten; overboeken; overgieten; overschenken; overschrijven; overstorten; overzenden; ronddelen; schenken; storten; uitdrinken; uitgieten; uitreiken; uitschenken; uitstorten; verdelen; vergieten; verstrekken |