Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. onderworpen:
  2. onderwerpen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for onderworpen:
    • soumise


Dutch

Detailed Translations for onderworpen from Dutch to French

onderworpen:


Translation Matrix for onderworpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
accessoire accessoire; hulpstuk; randapparaat
inférieur inferieur; mindere; onderdanige; ondergeschikte
subordonné inferieur; mindere; ondergeschikte
AdverbRelated TranslationsOther Translations
facilement gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; in een handomdraai; licht; lichtwegend; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; op rolletjes; rap; simpel; snel; vanzelf; vlot; vlug; zonder moeite
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
passif aansprakelijkheid; passiva
ModifierRelated TranslationsOther Translations
accessoire bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen bij het hoofdfeit komende; bijkomend
assujetti knechts; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs geboeid; geketend; kruiperig
d'esclave knechts; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs
docile bijkomstig; gedwee; inferieur; knechts; meegaand; onderdanig; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; serviel; slaafs; volgzaam dienstbaar; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; meegaand; slaafs; soepel; tam; toegeeflijk; toegevend; volgzaam; willig
docilement gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tam; toegeeflijk; toegevend; willig
dominé gedomineerd; onderworpen
facile gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; grif; grifweg; in een handomdraai; licht; lichtwegend; makkelijk; met gemak; moeiteloos; niet moeilijk; ongecompliceerd; simpel; vanzelf; vlot; zonder moeite
flexible gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam buigbaar; buigzaam; elastisch; flexibel; kneedbaar; lenig; meegaand; rekbaar; soepel; veerkrachtig; verend; vormbaar; wendbaar
humble knechts; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs armoedig; bescheiden; deemoedig; eenvoudig; flodderig; gering; haveloos; nederig; niet hoogmoedig; niet voornaam; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; onderdanig; ootmoedig; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; van eenvoudige komaf; verlopen
humblement knechts; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs bescheiden; eenvoudig; gering; nederig; niet hoogmoedig; niet voornaam; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; onderdanig; ootmoedig; van eenvoudige komaf
inférieur bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen arm; benedenste; dor; gebrekkig; incapabel; incompetent; inferieur; laagstaand; laagste; minderwaardig; onbekwaam; ondermaats; onderste; ondeugdelijk; ongeschikt; schraal; slecht; tweederangs; zwak
maniable gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam bestuurbaar; buigbaar; buigzaam; eenvoudig te bedienen; flexibel; gemakkelijk te hanteren; handelbaar; handzaam; hanteerbaar; kneedbaar; makkelijk in het gebruik; meegaand; soepel; tam; vormbaar; wendbaar
obéissant gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam dienstbaar; dienstwillig; gedienstig; gehoorzaam; slaafs; tam; volgzaam; willig
passif gedomineerd; onderworpen apathisch; berustend; gelaten; inactief; lethargisch; lijdelijk; lijdend; lijdzaam; passief
résignant gedomineerd; onderworpen
secondaire bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen secondair; secundair
servile bijkomstig; inferieur; knechts; onderdanig; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; serviel; slaafs dienstbaar; gedienstig; kruiperig; slaafs; volgzaam
soumis bijkomstig; gedwee; inferieur; knechts; meegaand; onderdanig; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; serviel; slaafs; volgzaam afhankelijk; berustend; gelaten; horig; kruiperig; lijdelijk; onvrij; tam
soumis à gedomineerd; gedwee; knechts; meegaand; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs; volgzaam
souple gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam buigbaar; buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; lenig; meegaand; plooibaar; soepel; toegeeflijk; toegevend; vormbaar; vouwbaar; wendbaar
subalterne bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen afhankelijk; arm; dor; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onzelfstandig; schraal; slecht; subaltern; tweederangs; zwak
subordonné bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen afhankelijk; onzelfstandig

Related Words for "onderworpen":


Wiktionary Translations for onderworpen:


Cross Translation:
FromToVia
onderworpen obséquieux obsequious — fawning, subservient
onderworpen esclave; servant thrall — one who is enslaved

onderworpen form of onderwerpen:

onderwerpen verb (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)

  1. onderwerpen (onder gezag brengen)
    soumettre; apprivoiser; dompter; envahir; dominer; maîtriser
    • soumettre verb (soumets, soumet, soumettons, soumettez, )
    • apprivoiser verb (apprivoise, apprivoises, apprivoisons, apprivoisez, )
    • dompter verb (dompte, domptes, domptons, domptez, )
    • envahir verb (envahis, envahit, envahissons, envahissez, )
    • dominer verb (domine, domines, dominons, dominez, )
    • maîtriser verb (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, )
  2. onderwerpen (machtiger zijn; overheersen; beheersen; heersen over)
    régner; dominer; gouverner
    • régner verb (règne, règnes, régnons, régnez, )
    • dominer verb (domine, domines, dominons, dominez, )
    • gouverner verb (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, )

Conjugations for onderwerpen:

o.t.t.
  1. onderwerp
  2. onderwerpt
  3. onderwerpt
  4. onderwerpen
  5. onderwerpen
  6. onderwerpen
o.v.t.
  1. onderwierp
  2. onderwierp
  3. onderwierp
  4. onderwierpen
  5. onderwierpen
  6. onderwierpen
v.t.t.
  1. ben onderworpen
  2. bent onderworpen
  3. is onderworpen
  4. zijn onderworpen
  5. zijn onderworpen
  6. zijn onderworpen
v.v.t.
  1. was onderworpen
  2. was onderworpen
  3. was onderworpen
  4. waren onderworpen
  5. waren onderworpen
  6. waren onderworpen
o.t.t.t.
  1. zal onderwerpen
  2. zult onderwerpen
  3. zal onderwerpen
  4. zullen onderwerpen
  5. zullen onderwerpen
  6. zullen onderwerpen
o.v.t.t.
  1. zou onderwerpen
  2. zou onderwerpen
  3. zou onderwerpen
  4. zouden onderwerpen
  5. zouden onderwerpen
  6. zouden onderwerpen
en verder
  1. heb onderworpen
  2. hebt onderworpen
  3. heeft onderworpen
  4. hebben onderworpen
  5. hebben onderworpen
  6. hebben onderworpen
diversen
  1. onderwerp!
  2. onderwerpt!
  3. onderworpen
  4. onderwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onderwerpen [de ~] nomen, plural

  1. de onderwerpen (thema's)
    le sujets; le thèmes

Translation Matrix for onderwerpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
sujets onderwerpen; thema's dienaars; onderdanen; sujetten
thèmes onderwerpen; thema's
VerbRelated TranslationsOther Translations
apprivoiser onder gezag brengen; onderwerpen africhten; dier africhten; dresseren; overmannen; overmeesteren; overweldigen; trainen; zich meester maken van
dominer beheersen; heersen over; machtiger zijn; onder gezag brengen; onderwerpen; overheersen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; groeien; groot worden; heerschappij voeren; heersen; in bedwang houden; intomen; macht uitoefenen; matigen; onderdrukken; opgroeien; overheersen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; regeren; terughouden; uitrijzen; uittorenen; zich meester maken van
dompter onder gezag brengen; onderwerpen africhten; bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; dier africhten; dresseren; in bedwang houden; intomen; matigen; onderdrukken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; temmen; terughouden; trainen; zich meester maken van
envahir onder gezag brengen; onderwerpen aankomen; bezoeken; binnen gaan; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; inlopen; invallen; langskomen; naar binnen vallen; onverwachts langskomen; op bezoek komen; opzoeken; overbluffen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; penetreren; voorbijkomen; zich meester maken van
gouverner beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen aanvoeren; bedwingen; besturen; beteugelen; bevel voeren over; commanderen; de overhand hebben; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; in bedwang houden; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; onderdrukken; overheersen; regeren; terughouden; voorzitten
maîtriser onder gezag brengen; onderwerpen bedaren; bedwingen; beheersen; beperken; beteugelen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heersen; in bedwang houden; indammen; inkapselen; inperken; intomen; leerstof beheersen; limiteren; macht uitoefenen; matigen; onder de knie hebben; onderdrukken; overheersen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; regeren; terughouden; zich meester maken van
régner beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; heerschappij voeren; heersen
soumettre onder gezag brengen; onderwerpen overmannen; overmeesteren; overweldigen; ter overweging geven; voorleggen; zich meester maken van

Related Words for "onderwerpen":


Related Definitions for "onderwerpen":

  1. laten doen wat jij wil1
    • de Duitsers onderwierpen de Poolse bevolking1
  2. laten meemaken1
    • ik onderwerp hem aan een test1

Wiktionary Translations for onderwerpen:

onderwerpen
verb
  1. gezag opleggen
  2. zich overgeven
onderwerpen
Cross Translation:
FromToVia
onderwerpen assujettir subdue — to bring (a country) under control by force
onderwerpen soumettre subject — to cause to undergo