Dutch
Detailed Translations for overeenbrengen from Dutch to French
overeenbrengen:
overeenbrengen verb (breng overeen, brengt overeen, bracht overeen, brachten overeen, overeen gebracht)
-
overeenbrengen
concilier; accorder; mettre en harmonie-
concilier verb (concilie, concilies, concilions, conciliez, concilient, conciliais, conciliait, conciliions, conciliiez, conciliaient, conciliai, concilias, concilia, conciliâmes, conciliâtes, concilièrent, concilierai, concilieras, conciliera, concilierons, concilierez, concilieront)
-
accorder verb (accorde, accordes, accordons, accordez, accordent, accordais, accordait, accordions, accordiez, accordaient, accordai, accordas, accorda, accordâmes, accordâtes, accordèrent, accorderai, accorderas, accordera, accorderons, accorderez, accorderont)
-
mettre en harmonie verb
-
Conjugations for overeenbrengen:
o.t.t.
- breng overeen
- brengt overeen
- brengt overeen
- brengen overeen
- brengen overeen
- brengen overeen
o.v.t.
- bracht overeen
- bracht overeen
- bracht overeen
- brachten overeen
- brachten overeen
- brachten overeen
v.t.t.
- heb overeen gebracht
- hebt overeen gebracht
- heeft overeen gebracht
- hebben overeen gebracht
- hebben overeen gebracht
- hebben overeen gebracht
v.v.t.
- had overeen gebracht
- had overeen gebracht
- had overeen gebracht
- hadden overeen gebracht
- hadden overeen gebracht
- hadden overeen gebracht
o.t.t.t.
- zal overeenbrengen
- zult overeenbrengen
- zal overeenbrengen
- zullen overeenbrengen
- zullen overeenbrengen
- zullen overeenbrengen
o.v.t.t.
- zou overeenbrengen
- zou overeenbrengen
- zou overeenbrengen
- zouden overeenbrengen
- zouden overeenbrengen
- zouden overeenbrengen
diversen
- breng overeen!
- brengt overeen!
- overeen gebracht
- overeen brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overeenbrengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
accorder | overeenbrengen | afspreken; afstaan; afstellen; afstemmen; akkoord gaan; autoriseren; doneren; gelijkschakelen; geven; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; iets overeenkomen; iets toekennen; instemmen; inwilligen; laten; overgeven; permitteren; schenken; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; verlenen |
concilier | overeenbrengen | bemiddelen; bijleggen; goedmaken; met elkaar in overeenstemming brengen; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; schikken; tussenkomen; verzoenen; vrede sluiten |
mettre en harmonie | overeenbrengen |