Dutch
Detailed Translations for benutting from Dutch to French
benutting:
-
de benutting
Translation Matrix for benutting:
Noun | Related Translations | Other Translations |
emploi | benutting | aanstelling; aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benoeming; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; gewoonte; hantering; inspanning; installatie; inzet; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid |
profit | benutting | baat; bruikbaarheid; gewin; inpasbaarheid; nut; nuttigheid; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; waarde; winst |
utilisation | benutting | aanwenden; aanwending; gebruik; inzet; toepassing; utilisatie |
Wiktionary Translations for benutting:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• benutting | → emploi; travail | ↔ employment — the work or occupation for which one is paid |