Interglot - controleur: Dutch and French Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

Dutch to French: more detail...

controleur:
- contrôleur; inspecteur; examinateur; inspectrice
Wiktionary:
- controleur → contrôleur

French to Dutch: more detail...

contrôleur:
- controleur; treinconducteur; conducteur; opzichter; opziener; inspecteur; keurmeester; controller
Wiktionary:
- contrôleur → conducteur, controleur

Dutch

Detailed Translations for controleur from Dutch to French

controleur:

controleur [de ~ (m)] nomen

de controleur (treinconducteur; conducteur)
le contrôleur; l'inspecteur; l'examinateur; l'inspectrice
- contrôleur [le ~] nomen
- inspecteur [le ~] nomen
- examinateur [le ~] nomen
- inspectrice [la ~] nomen
de controleur (inspecteur)
l'inspecteur; le contrôleur
- inspecteur [le ~] nomen
- contrôleur [le ~] nomen

Translation Matrix for controleur:

Noun	Related Translations	Other Translations
contrôleur	conducteur; controleur; inspecteur; treinconducteur	controller; keurmeester; opzichter; opziener
examinateur	conducteur; controleur; treinconducteur	examinator; onderzoeker; tester; vorser
inspecteur	conducteur; controleur; inspecteur; treinconducteur	algemeen inspecteur; gecommitteerde; gemachtigde; gevolmachtigde; inspecteur generaal; keurmeester
inspectrice	conducteur; controleur; treinconducteur	inspectrice; toezichthoudster

Related Words for "controleur":

controleurs

Wiktionary Translations for controleur:

controleur

noun

iemand die belast is met de controle
- controleur → contrôleur

French

Detailed Translations for controleur from French to Dutch

contrôleur:

contrôleur [le ~] nomen

le contrôleur (inspecteur; examinateur; inspectrice)
de controleur; de treinconducteur; de conducteur
- controleur [de ~ (m)] nomen
- treinconducteur [de ~ (m)] nomen
- conducteur [de ~ (m)] nomen
le contrôleur (chef de salle)
de opzichter; de opziener
- opzichter [de ~ (m)] nomen
- opziener [de ~ (m)] nomen
le contrôleur (inspecteur)
de inspecteur; de controleur
- inspecteur [de ~ (m)] nomen
- controleur [de ~ (m)] nomen
le contrôleur (inspecteur; dégustateur; expert)
de keurmeester
- keurmeester [de ~ (m)] nomen
le contrôleur
de controller
- controller [de ~ (m)] nomen

Translation Matrix for contrôleur:

Noun	Related Translations	Other Translations
conducteur	contrôleur; examinateur; inspecteur; inspectrice	receveur; receveur de tram
controleur	contrôleur; examinateur; inspecteur; inspectrice
controller	contrôleur
inspecteur	contrôleur; inspecteur
keurmeester	contrôleur; dégustateur; expert; inspecteur
opzichter	chef de salle; contrôleur	agent de maîtrise
opziener	chef de salle; contrôleur
treinconducteur	contrôleur; examinateur; inspecteur; inspectrice

Synonyms for "contrôleur":

aiguilleur; inspecteur; policier; surveillant; répétiteur; commissaire; gardien; testeur; vérificateur; expérimentateur; essayeur

Wiktionary Translations for contrôleur:

contrôleur

noun

een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein of tram dient te bewaren
- conducteur → contrôleur
iemand die belast is met de controle
- controleur → contrôleur

Dutch and French Search Results for: controleur

Detailed Translations for controleur from Dutch to French

controleur:

controleur [de ~ (m)] nomen

de controleur (treinconducteur; conducteur)

de controleur (inspecteur)

Translation Matrix for controleur:

Related Words for "controleur":

Wiktionary Translations for controleur:

Detailed Translations for controleur from French to Dutch

contrôleur:

contrôleur [le ~] nomen

le contrôleur (inspecteur; examinateur; inspectrice)

le contrôleur (chef de salle)

le contrôleur (inspecteur)

le contrôleur (inspecteur; dégustateur; expert)

le contrôleur

Translation Matrix for contrôleur:

Synonyms for "contrôleur":

Wiktionary Translations for contrôleur:

Related Translations for controleur