Noun | Related Translations | Other Translations |
astuce
|
intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
|
arglist; arglistigheid; doortraptheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; kunstgreep; leepheid; linkheid; list; listigheid; manoeuvre; sluwheid; snoodheid
|
compréhension
|
brein; hersens; intelligentie; verstand
|
begrijpen; begrip; begripsvermogen; benul; besef; bevattingsvermogen; bewustzijn; brein; conceptie; denkbeeld; idee; inzicht; notie; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; snappen; spitsheid; spitsvondigheid; vatten; verstand
|
conception
|
brein; hersens; intelligentie; verstand
|
begrip; begripsvermogen; benul; bevattingsvermogen; conceptie; denkbeeld; gedachte; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; standpunt; vaststaande mening; visie; zienswijze
|
débrouillardise
|
intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
|
|
esprit
|
brille; genie; intellect; intelligentie; vernuft; verstand
|
aardigheid; bewustzijn; brein; confessie; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestigheid; geestverschijning; gein; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; gezindheid; gezindte; grap; hersens; humor; inborst; inzicht; rede; schim; spiritus; spook; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
|
génie
|
brille; genie; intellect; intelligentie; vernuft; verstand
|
brein; denkvermogen; geest; geestverschijning; gemoedstoestand; geniaal persoon; genialiteit; genie; geniekorps; hersens; meesterbrein; schim; spook; spookverschijning; stemming; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
|
habileté
|
intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
|
behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; foef; foefje; gewiekstheid; handigheid; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; mate van kunstbeheersing; slimheid; slimmigheid; spitsvondigheid; techniek; ter zake kundigheid; toer; truc; vaardigheid; vakkundigheid
|
ingéniosité
|
brille; genie; intellect; intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid; vernuft; verstand
|
adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; brein; denkvermogen; geest; genialiteit; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; inventiviteit; inzicht; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft; vindingrijkheid
|
intellect
|
brein; brille; genie; hersens; intellect; intelligentie; vernuft; verstand
|
brein; denkvermogen; geest; geestvermogen; geestverschijning; gemoedstoestand; hersens; idee; intellect; inzicht; rede; schim; spook; spookverschijning; stemming; vernuft; verschijning; verstand; verstandelijk vermogen
|
intelligence
|
brein; brille; genie; hersens; intellect; intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid; vernuft; verstand
|
adremheid; begripsvermogen; bevattingsvermogen; bijdehandheid; brein; denkvermogen; geest; geestvermogen; geestverschijning; gemoedstoestand; genialiteit; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; intellect; inzicht; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schim; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; spook; spookverschijning; stemming; uitgeslapenheid; vernuft; verschijning; verstand; verstandelijk vermogen; vindingrijk vernuft; vlugheid
|
perspicacité
|
intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
|
adremheid; bijdehandheid; doorzicht; gevatheid; goed werkend oog; inzicht; scherpheid; scherpte; scherpziendheid; scherpzinnigheid; schranderheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid
|
ruse
|
intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
|
arglist; arglistigheid; boevenstreek; doortraptheid; gemeenheid; gemene streek; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; kunstgreep; leepheid; linkheid; list; listigheid; manoeuvre; poets; rotstreek; schurkachtigheid; schurkenstreek; slimheid; slinksheid; sluwe streek; sluwheid; snoodheid; streek; truc; trucage
|
sagacité
|
intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
|
adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; doortraptheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; listigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; sluwheid; snedigheid; snoodheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid
|