Noun | Related Translations | Other Translations |
franc
|
|
franc; frank
|
réel
|
|
real; realiteit; werkelijkheid
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
authentique
|
echt; heus; werkelijk
|
authentiek; echt; kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; onvervalst; oorspronkelijk; origineel; pure; puur; rein; zuiver; zuivere
|
réel
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
absoluut; beslist; echte; eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; werkelijke; zeker
|
-
|
echt; heus; natuurlijk
|
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
-
|
waar
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
au fond
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
achterin; in wezen; onderin; onderop; op de keper beschouwd; welbeschouwd; welgeteld
|
effectivement
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
'tuurlijk; absoluut; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; ronduit; stellig; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; waarlijk; zeker; zonder twijfel
|
en effet
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; namelijk; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; zeker; zonder twijfel
|
en fait
|
daadwerkelijk; eigenlijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
|
en réalité
|
daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
in de praktijk
|
en vérité
|
daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
beslist; echt; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker
|
foncièrement
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
essentieel; fundamenteel; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; wezenlijk
|
franc
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
benaderbaar; brutaal; cru; decent; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; frank; genaakbaar; manierlijk; menens; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rechttoe; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; toegankelijk; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; welvoeglijk
|
franchement
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
brutaal; cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gewoonweg; gulweg; klinkklaar; manierlijk; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechtschapen; rechttoe rechtaan; regelrecht; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; welvoeglijk
|
proprement dit
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
|
réelle
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
réellement
|
daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
absoluut; beslist; echt; eerlijk; fideel; geheid; gewis; heus; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker
|
sincère
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
bedoeld; decent; diep; echt; eerbaar; eerlijk; ernstig; fair; fatsoenlijk; fideel; gemeend; goedbedoeld; hartgrondig; innig; intens; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; open; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rondborstig; ronduit; serieus; trouwhartig; van harte; vol ernst; volmondig; waarheidlievend; waarheidslievend; welgemeend; welvoeglijk; werkelijk menend
|
vrai
|
echt; heus; waar; waarachtig; werkelijk
|
echt; echte; eerlijk; fideel; gewoonweg; klinkklaar; menens; onvervalst; openhartig; oprecht; rechttoe; rondborstig; ronduit; trouwhartig; voorwaar; werkelijke
|
vraiment
|
echt; effectief; eigenlijk; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
beslist; echt; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; inderdaad; jawel; jazeker; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker
|
véridique
|
echt; heus; waar; waarachtig; werkelijk
|
beslist; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarheidsgetrouw; waarlijk; welzeker; zeker
|
véridiquement
|
echt; heus; waar; waarachtig; werkelijk
|
beslist; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; weliswaar; welzeker; zeker
|
véritable
|
echt; heus; waar; waarachtig; werkelijk
|
absoluut; beslist; eerlijk; fideel; gewoonweg; klinkklaar; openhartig; oprecht; rechttoe; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; voorwaar; weliswaar; zeker
|
véritablement
|
echt; eigenlijk; heus; waar; waarachtig; werkelijk
|
absoluut; beslist; echt; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; weliswaar; welzeker; zeker
|
à vrai dire
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
|