Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanrijding:
  2. Wiktionary:
    • aanrijding → choc


Dutch

Detailed Translations for aanrijding from Dutch to French

aanrijding:

aanrijding [de ~ (v)] nomen

  1. de aanrijding (collisie; botsing)
    la collision; l'accrochage; l'heurt

Translation Matrix for aanrijding:

NounRelated TranslationsOther Translations
accrochage aanrijding; botsing; collisie aanhaken; botsing; conflict; haken; handgemeen; onenigheid; opeen knallen; ruzie; schermutseling; twist; vasthaken
collision aanrijding; botsing; collisie aanvaring; botsing; conflict; onenigheid; opeen knallen; ruzie; twist
heurt aanrijding; botsing; collisie beven; botsing; conflict; doolhof; duw; duwtje; frictie; gevecht; hengst; hort; kamp; klap; labyrint; lel; mep; muilpeer; onenigheid; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; ruzie; schok; schokkende beweging; stoot; stootje; strijd; twist; warboel; warnet; worsteling; wrijving; zet

Related Words for "aanrijding":


Related Definitions for "aanrijding":

  1. een botsing tussen voertuigen1
    • door de aanrijding zit de auto helemaal in elkaar1

Wiktionary Translations for aanrijding:

aanrijding
noun
  1. collision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.