Dutch

Detailed Translations for tocht from Dutch to French

tocht:

tocht [de ~ (m)] nomen

  1. de tocht (luchtzuiging; trek)
    le vent coulis; le courant d'air
  2. de tocht (reis; expeditie; trektocht; )
    le voyage; l'expédition; la randonnée; le tour; l'excursion; la promenade
  3. de tocht (uitstapje; reis; excursie; )
    l'échappée; l'excursion; la promenade; l'incursion

Translation Matrix for tocht:

NounRelated TranslationsOther Translations
courant d'air luchtzuiging; tocht; trek tochtwind
excursion dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; tocht; toer; tournee; trektocht; uitstapje dagje uit; dagtocht; dwaaltocht; excursie; omzwerving; plezierreisje; pleziertocht; pleziertochtje; rit; rondreis; rondrit; snoepreisje; tochtje; toer; toertje; tour; trip; uitje; uitstapje; zwerftocht
expédition expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht afgifte; aflevering; afzenden; bezorging; expeditie; geleverde; het zenden; leverantie; levering; posten; speurtocht; uitlevering; verkenningstocht; versturen; verzenden; verzending; wegsturen; zending; zoektocht
incursion dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje binnendringen; binnengaan; indringing; penetratie
promenade dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; tocht; toer; tournee; trektocht; uitstapje kuier; loopje; omloop; ommetje; plezierreisje; pleziertochtje; promenade; rit; rondreis; rondrit; rondtocht; stoep; tochtje; toer; tour; trip; trottoir; uitje; uitstapje; voetpad; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht
randonnée expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht dwaaltocht; kuier; loopje; omloop; ommetje; omzwerving; tochtje; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandelsport; wandeltocht; zwerftocht
tour expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht afstand; baan; baanvak; behendigheid; beurt; burchttoren; cirkel; draai; draaibank; etappe; foefje; gekke streek; handigheid; kasteeltoren; kneep; kneepje; kring; kuier; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loopje; maniertje; omdraaiing; omgang; omgang hebben met; omloop; ommetje; omwenteling; pad; poets; rare streek; rit; ronde; ronde doen; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; route; slimheid; slottoren; sluwe streek; spelletje; streek; tochtje; toer; toertje; toren; torenflat; torengebouw; torentje; tour; tournee; traject; trip; truc; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht; weg; wending; wolkenkrabber; zijn ronde doen
vent coulis luchtzuiging; tocht; trek
voyage expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht reis; ronde; tournee
échappée dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje doorkijk; doorkijkje

Related Words for "tocht":


Related Definitions for "tocht":

  1. brede sloot1
    • deze tocht komt uit in het meer1
  2. koude luchtstroom als twee ramen of deuren openstaan1
    • doe deur dicht, ik zit op de tocht1
  3. wandeling of rit1
    • we maakten een tocht door de bossen1

Wiktionary Translations for tocht:

tocht
noun
  1. luchtbeweging ontstaan door openingen
    • tocht → courant d'air
  2. trekken of reizen
tocht
noun
  1. Se dit du vent lorsque, traversant un espace resserré, il souffle d’une manière continue.
  2. ensemble de pas réalisés pour se déplacer.
  3. chemin, trajet que fait une personne ou que l’on fait faire à une chose.
  4. Longue promenade, excursion... (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
tocht → courant d'air draft — current of air
tocht → courant d'air draught — a current of air
tocht voyage; balade; tour trip — a journey
tocht → courant d'air Zugluft — unangenehm empfundene Luftbewegung

tocht form of tochten:

Conjugations for tochten:

o.t.t.
  1. tocht
  2. tochtt
  3. tochtt
  4. tochten
  5. tochten
  6. tochten
o.v.t.
  1. tochtte
  2. tochtte
  3. tochtte
  4. tochtten
  5. tochtten
  6. tochtten
v.t.t.
  1. heb getocht
  2. hebt getocht
  3. heeft getocht
  4. hebben getocht
  5. hebben getocht
  6. hebben getocht
v.v.t.
  1. had getocht
  2. had getocht
  3. had getocht
  4. hadden getocht
  5. hadden getocht
  6. hadden getocht
o.t.t.t.
  1. zal tochten
  2. zult tochten
  3. zal tochten
  4. zullen tochten
  5. zullen tochten
  6. zullen tochten
o.v.t.t.
  1. zou tochten
  2. zou tochten
  3. zou tochten
  4. zouden tochten
  5. zouden tochten
  6. zouden tochten
en verder
  1. ben getocht
  2. bent getocht
  3. is getocht
  4. zijn getocht
  5. zijn getocht
  6. zijn getocht
diversen
  1. tocht!
  2. tochtt!
  3. getocht
  4. tochtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tochten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir des courants d'air tochten
faire un courant d'air tochten
provoquer un courant d'air tochten

Related Words for "tochten":


External Machine Translations: