Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afstoten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afstoten from Dutch to French

afstoten:

afstoten verb (stoot af, stootte af, stootten af, afgestoten)

  1. afstoten (eraf duwen)

Conjugations for afstoten:

o.t.t.
  1. stoot af
  2. stoot af
  3. stoot af
  4. stoten af
  5. stoten af
  6. stoten af
o.v.t.
  1. stootte af
  2. stootte af
  3. stootte af
  4. stootten af
  5. stootten af
  6. stootten af
v.t.t.
  1. heb afgestoten
  2. hebt afgestoten
  3. heeft afgestoten
  4. hebben afgestoten
  5. hebben afgestoten
  6. hebben afgestoten
v.v.t.
  1. had afgestoten
  2. had afgestoten
  3. had afgestoten
  4. hadden afgestoten
  5. hadden afgestoten
  6. hadden afgestoten
o.t.t.t.
  1. zal afstoten
  2. zult afstoten
  3. zal afstoten
  4. zullen afstoten
  5. zullen afstoten
  6. zullen afstoten
o.v.t.t.
  1. zou afstoten
  2. zou afstoten
  3. zou afstoten
  4. zouden afstoten
  5. zouden afstoten
  6. zouden afstoten
diversen
  1. stoot af!
  2. stoot af!
  3. afgestoten
  4. afstotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afstoten [znw.] nomen

  1. afstoten
    la répulsion; l'aversion

Translation Matrix for afstoten:

NounRelated TranslationsOther Translations
aversion afstoten afgrijzen; afkeer; antipathie; aversie; gruwen; haat; hekel; onwil; tegenzin; walging; weerspannigheid; weerzin
répulsion afstoten afgrijzen; afkeer; afstotelijkheid; antipathie; aversie; gruwen; hekel; tegenzin; walging; weerzin
VerbRelated TranslationsOther Translations
pousser de afstoten; eraf duwen erafschoppen

Wiktionary Translations for afstoten:

afstoten
verb
  1. (overgankelijk) van de hand doen
afstoten
Cross Translation:
FromToVia
afstoten repousser repel — physics: to force away