Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: spraak

Dutch and French Search Results for: spraak

Summary

Dutch to French: more detail...

spraak:
- langue; langage; parole
Spraak:
- Speech
Wiktionary:
- spraak → discours, langage, parole
- spraak → langue, langage, parole

Dutch

Detailed Translations for spraak from Dutch to French

spraak:

spraak [de ~] nomen

de spraak
la langue; le langage; la parole
- langue [la ~] nomen
- langage [le ~] nomen
- parole [la ~] nomen

Translation Matrix for spraak:

Noun	Related Translations	Other Translations
langage	spraak	computertaal; taal; taalgebruik
langue	spraak	taal; taalbeheersing; taalvaardigheid
parole	spraak	woord

Related Definitions for "spraak":

het kunnen praten¹
- na het ongeluk was hij zijn spraak kwijt¹

Wiktionary Translations for spraak:

spraak

noun

linguistique|fr actualisation de la langue ; suite de mots qu’on emploie concrètement pour exprimer sa pensée.
- discours → spraak; spreken; oratie; redevoering; rede; speech; vertoog
emploi que l’homme faire des sons et des articulations de la voix pour exprimer ses pensées et ses sentiments.
- langage → taal; spraak; spreektrant
faculté naturelle de parler.
- parole → spraak; spreken; woord; parool

Cross Translation:

From	To	Via
• spraak	→ langue	↔ language — system of communication using words or symbols
• spraak	→ langage	↔ language — the ability to communicate using words
• spraak	→ parole	↔ speech — vocal communication
• spraak	→ langage	↔ Sprache — kein Plural: das Vermögen, die allgemeine Fähigkeit zu sprechen, sich zu verständigen; der Informationsträger mündlicher oder schriftlicher Kommunikation (= langage, Sprachvermögen/Sprachfähigkeit)

Spraak:

Spraak

Spraak
Speech
- Speech

Translation Matrix for Spraak:

Not Specified	Related Translations	Other Translations
Speech	Spraak

¹Muiswerk Woordenboek