Dutch
Detailed Translations for treuzelaar from Dutch to French
treuzelaar:
-
de treuzelaar (sijsjeslijmer; treuzelkous; hannes; slak; teut; talmer; sukkel; treuzel)
-
de treuzelaar (slome; zoutzak)
Translation Matrix for treuzelaar:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lambin | hannes; sijsjeslijmer; slak; slome; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; zoutzak | druil; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous |
retardataire | hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous | achterblijver; achtergeblevene; laatkomer; telaatkomer; uitvaller |
tire-au-flanc | hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous | drukster; lijntrekster |
traînard | hannes; sijsjeslijmer; slak; slome; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; zoutzak | achterblijver; achtergeblevene; draler; drukster; lijntrekster; uitvaller |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
lambin | aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend | |
traînard | langzaam; sloom; traag |
Related Words for "treuzelaar":
Wiktionary Translations for treuzelaar:
treuzelaar
noun
-
iemand die niet opschiet en te veel tijd verdoet
- treuzelaar → lambin