Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: kneuzing

Dutch and French Search Results for: kneuzing

Summary

Dutch to French: more detail...

kneuzing:
- bosse; bleu; contusion; lésion; meurtrissure; froissement; atteinte; blessure
Wiktionary:
- kneuzing → contusion, meurtrissure

Dutch

Detailed Translations for kneuzing from Dutch to French

kneuzing:

kneuzing [de ~ (v)] nomen

de kneuzing (kneuswond; letsel; bult; buil)
la bosse; le bleu; la contusion; la lésion; la meurtrissure; le froissement
- bosse [la ~] nomen
- bleu [le ~] nomen
- contusion [la ~] nomen
- lésion [la ~] nomen
- meurtrissure [la ~] nomen
- froissement [le ~] nomen
de kneuzing (gekneusd zijn)
l'atteinte; la blessure; la contusion; la meurtrissure
- atteinte [la ~] nomen
- blessure [la ~] nomen
- contusion [la ~] nomen
- meurtrissure [la ~] nomen

Translation Matrix for kneuzing:

Noun	Related Translations	Other Translations
atteinte	gekneusd zijn; kneuzing	aantasting; beschadigen; inbreuk; krenking; kwetsen; kwetsing; schending; schennis; verdragsschending
blessure	gekneusd zijn; kneuzing	beschadigen; blessure; krenking; kwetsen; kwetsing; kwetsuur; letsel; verwonding; wond; zeer
bleu	buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel	eerstejaars; eerstejaars student; foet; groentje; lafaard; lafbek; melkmuil; nieuweling; nieuwkomer; overall
bosse	buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel	bluts; bobbel; bobbeltje; bochel; bolling; buil; bult; bultje; deuk; hobbel; hobbeling; instulping; knobbel; oneffenheid; ongelijkheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
contusion	buil; bult; gekneusd zijn; kneuswond; kneuzing; letsel	bobbeltje; bultje; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling
froissement	buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel	geritsel; geruis; ritseling; ruis
lésion	buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel	blessure; bobbeltje; bultje; kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; verwonding; vleeswond; voetbalknie; wond; zwelling
meurtrissure	buil; bult; gekneusd zijn; kneuswond; kneuzing; letsel	beschadigen; bobbel; bobbeltje; bolling; buil; bult; bultje; krenking; kwetsen; kwetsing; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; striem; zwelling
Modifier	Related Translations	Other Translations
bleu		blauw

Related Words for "kneuzing":

kneuzingen

Wiktionary Translations for kneuzing:

kneuzing

noun

een onderhuidse beschadiging van het zachte weefsel, veelal veroorzaakt door een bot voorwerp of een val
- kneuzing → contusion

kneuzing

noun

lésion produire par un corps contondant.
- contusion → kneuzing
contusion avec tache livide.
- meurtrissure → kneuzing

External Machine Translations: