Noun | Related Translations | Other Translations |
addition
|
aaneenschakeling; optelsom; samentrekking; samenvoeging
|
aanhangsel; aantekening; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoegen; bijvoeging; bijvoegsel; completering; factuur; nota; notitie; optelling; rekening; samentelling; som; supplement; suppletie; tel; tellen; toevoegen; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; voltooiing; vulling; vulsel; vulstof
|
assemblage
|
aaneenvoeging; assemblage; assembleren; bijeenlegging; las; montage; samenstelling; samenvoeging; verbinding
|
aaneenkoppeling; accumulatie; hoop; koppeling; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel; verbinding
|
composition
|
assemblage; assembleren; bijeenlegging; montage; samenstelling; samenvoeging
|
bouw; brokje; compositie; constitutie; constructie; eindje; eindscriptie; essay; fragmentje; gestel; intonatie; klein stukje; modulatie; opbouw; opbouwen; opstel; ordening; organisatie; partje; proefwerk; repetitie; samengesteld geheel; samenstelling; samenstelling taalkunde; scriptie; snippertje; stembuiging; structuur; stukje; systeem; test; toets; toonval; toonzetting; verhandeling; verslag; werkstuk; zetsels; zetten; zetwerk
|
construction
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
aanleggen; bebouwing; bouw; bouwsector; bouwsel; bouwwerk; constitutie; constructie; fabricage; gebouw; gestel; grondlegging; lichaamsbouw; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; pand; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem
|
cumul
|
samenvoeging
|
accumulatie; bende; berg; cumulatie; cumuleren; hoop; massa; opeenhopen; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapelen; opstopping; rollup; selectie; sortering; stagnatie; stapel; stel; stilstand; verstopping; verzameling
|
embranchement
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
afrit; aftakking; driesprong; knooppunt; kruispunt; onderafdeling; samenstroming; samenvloeiing; splitsing; spruitstuk; tweesprong; verkeersknooppunt; vertakking; wegsplitsing; zijspoor
|
enchaînement
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aaneenschakelen; aaneenschakeling; halssieraad; keten; ketting; schakeling; snoer
|
fixation
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
bevestiging; dwanggedachte; dwangvoorstelling; fixatie; gefixeerdheid; het bevestigen; het vastmaken; idee-fixe; obsessie; vastzetten
|
installation
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
bevestiging; beëdiging; eerbetoon; faciliteit; het bevestigen; het plaatsen; het stichten; het vastmaken; huldebetoon; huldiging; ingebruikname; inrichten; inrichting; installatie; instelling; nederzetting; oprichting; plaatsing; stichting; vestiging; woningdecoratie; woninginrichting
|
joint
|
las; samenvoeging; verbinding
|
las; lasnaad; metselwerk; naad; stickie; voeg; voegwerk; welnaad
|
jonction
|
aaneenvoeging; las; samenvoeging; verbinding
|
aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; aanvoegen; connectie; contact; koppeling; kruising; kruising van straten; kruispunt; splitsing; spoorwegknooppunt; verbinden; verbinding; wegkruising; wegsplitsing
|
liaison
|
aaneenvoeging; samenvoeging; verbinding
|
OLE/DDE-koppeling; aaneenkoppeling; aansluiting; affaire; afgesproken ontmoeting; afspraak; akkoord; avontuurtje; band; binding; bond; bondgenootschap; connectie; contact; correlatie; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; het gebonden zijn; koppelen; koppeling; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; schakel; slippertje; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; verhouding; verkering
|
mise en place
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
het plaatsen; plaatsing
|
montage
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
beeldmontage; filmmontage; montage; montering
|
placement
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
belegging; besteding; geldbelegging; het plaatsen; inleg; investering; minimum inleg; plaatsing
|
positionnement
|
assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging
|
neerzetten; plaatsing
|
raccord
|
las; samenvoeging; verbinding
|
aaneenkoppeling; aansluitstuk; fitting; koppeling; las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding; verbindingsstuk
|
réunion
|
aaneenvoeging; bijeenlegging; samenvoeging; verbinding
|
aaneensluiting; beraadslaging; bijeenkomst; conferentie; koppeling; manifestatie; overleg; samendoen; samenkomst; samenzijn; seance; sessie; verbinding; vergadering; zitting
|
somme
|
optelsom; samenvoeging
|
aantal; bedrag; doezelen; dommelen; dutten; gedoezel; gedommel; gedut; gesoes; hoeveelheid; kwantiteit; middagdutje; middagslaapje; optelling; samentelling; siësta; soezen; som; somma
|
soudure
|
las; samenvoeging; verbinding
|
las; lasnaad; overbrugging; soldeer; soldeerpasta; soldeersel; vloeimiddel; welnaad
|
succession
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aaneenschakeling; boedel; erfboedel; erfenis; erfgoed; erfopvolging; legaat; nalatenschap; opeenvolging; opvolging; successie
|
union
|
aaneenvoeging; samenvoeging; verbinding
|
akkoord; alliantie; amalgamatie; associatie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; bruiloftsdag; burgerlijke staat; coalitie; echt; echtverbintenis; eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; eenwording; federatie; fusie; genootschap; harmonie; huwelijk; huwelijksdag; huwelijkse staat; liga; pact; saamhorigheidsgevoel; samendoen; samenklank; samensmelting; sociëteit; solidariteit; statenbond; trouwdag; unie; verbinden; verbond; verdrag; vereniging; versmelting
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
liaison
|
|
koppelen
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
enchaînement
|
|
tekstdoorloop
|
installation
|
|
installatie
|
liaison
|
|
koppelen
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
joint
|
|
bijeengevoegd; samengevoegd
|