Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. stek:
  2. stekken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stek from Dutch to French

stek:

stek [de ~ (m)] nomen

  1. de stek (schuilplaats; toevluchtsoord; toevlucht; )
    la cachette; l'abri; la retraite; le refuge
  2. de stek (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; schoot)
    la bouture

Translation Matrix for stek:

NounRelated TranslationsOther Translations
abri schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats abri; accommodatie; afdak; asiel; behuizing; beschutsel; beschutting; haven; hoek; hospitium; huisvesting; kwartier; luifel; onderbrenging; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; retraitehuis; rustpunt; schuilhoek; tehuis; toevluchthaven; toevluchtsoord; tramhuisje; uitwijkplaats; verbergplaats; verblijfplaats; vluchthaven; vluchtoord; wachthuisje; wijkplaats
bouture jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek loot; scheut; spruit; stekje
cachette schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; hoek; hoekje; schuilhoek; schuilhoekje; schuilhol; schuilplaats; sluiphoek; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; vrijplaats; wijkplaats
refuge schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats abri; asiel; haven; hoek; hol; hol van een dier; hospitium; huisvesting; leger; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; retraitehuis; rustpunt; schuilhoek; schuilhol; schuilplaats; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtheuvel; vluchtoord; vrijplaats; wachthuisje; wijkplaats
retraite schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats AOW; afscheiding; aftocht; afzondering; hoek; isolering; kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; onttrekken; onttrekking; ouderdomspensioen; ouderdomsrente; reinheid; retraite; retraitehuis; schuilhoek; schuilplaats; teruggetrokkenheid; terugrit; terugtocht; vrijplaats; wijkplaats; zedigheid

Related Words for "stek":


Wiktionary Translations for stek:

stek
noun
  1. horticulture|nocat=1

stekken:

stekken [de ~] nomen, plural

  1. de stekken (scheuten; spruiten; schoten)
    la crossettes; la boutures; le plançons

stekken verb (stek, stekt, stekte, stekten, gestekt)

  1. stekken
    bouturer
    • bouturer verb (bouture, boutures, bouturons, bouturez, )

Conjugations for stekken:

o.t.t.
  1. stek
  2. stekt
  3. stekt
  4. stekken
  5. stekken
  6. stekken
o.v.t.
  1. stekte
  2. stekte
  3. stekte
  4. stekten
  5. stekten
  6. stekten
v.t.t.
  1. heb gestekt
  2. hebt gestekt
  3. heeft gestekt
  4. hebben gestekt
  5. hebben gestekt
  6. hebben gestekt
v.v.t.
  1. had gestekt
  2. had gestekt
  3. had gestekt
  4. hadden gestekt
  5. hadden gestekt
  6. hadden gestekt
o.t.t.t.
  1. zal stekken
  2. zult stekken
  3. zal stekken
  4. zullen stekken
  5. zullen stekken
  6. zullen stekken
o.v.t.t.
  1. zou stekken
  2. zou stekken
  3. zou stekken
  4. zouden stekken
  5. zouden stekken
  6. zouden stekken
en verder
  1. ben gestekt
  2. bent gestekt
  3. is gestekt
  4. zijn gestekt
  5. zijn gestekt
  6. zijn gestekt
diversen
  1. stek!
  2. stekt!
  3. gestekt
  4. stekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
boutures scheuten; schoten; spruiten; stekken
crossettes scheuten; schoten; spruiten; stekken
plançons scheuten; schoten; spruiten; stekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
bouturer stekken

Related Words for "stekken":


Wiktionary Translations for stekken:


Cross Translation:
FromToVia
stekken ficher stick — to place, set down quickly
stekken bouturer stick — to propagate plants by cuttings