Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. rem:
  2. remmen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rem from Dutch to French

rem:

rem [de ~] nomen

  1. de rem
    le frein; la garniture de frein

Translation Matrix for rem:

NounRelated TranslationsOther Translations
frein rem halt; remblok; remschoen
garniture de frein rem remblok; remschoen; remvoering

Related Words for "rem":


Related Definitions for "rem":

  1. onderdeel om voertuig langzamer te laten lopen1
    • je moet op de rem trappen als je de bocht om gaat1

Wiktionary Translations for rem:

rem
noun
  1. een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt

Cross Translation:
FromToVia
rem frein brake — device used to slow or stop a vehicle
rem frein BremseTechnik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten

remmen:

remmen verb (rem, remt, remde, remden, geremd)

  1. remmen (afremmen; stoppen)
    freiner; ralentir; donner un coup de frein
    • freiner verb (freine, freines, freinons, freinez, )
    • ralentir verb (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )
  2. remmen (stopzetten; ophouden; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen)
    arrêter; cesser; bloquer; stopper
    • arrêter verb (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • cesser verb (cesse, cesses, cessons, cessez, )
    • bloquer verb (bloque, bloques, bloquons, bloquez, )
    • stopper verb (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, )
  3. remmen (afremmen)
    freiner; ralentir
    • freiner verb (freine, freines, freinons, freinez, )
    • ralentir verb (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )

Conjugations for remmen:

o.t.t.
  1. rem
  2. remt
  3. remt
  4. remmen
  5. remmen
  6. remmen
o.v.t.
  1. remde
  2. remde
  3. remde
  4. remden
  5. remden
  6. remden
v.t.t.
  1. heb geremd
  2. hebt geremd
  3. heeft geremd
  4. hebben geremd
  5. hebben geremd
  6. hebben geremd
v.v.t.
  1. had geremd
  2. had geremd
  3. had geremd
  4. hadden geremd
  5. hadden geremd
  6. hadden geremd
o.t.t.t.
  1. zal remmen
  2. zult remmen
  3. zal remmen
  4. zullen remmen
  5. zullen remmen
  6. zullen remmen
o.v.t.t.
  1. zou remmen
  2. zou remmen
  3. zou remmen
  4. zouden remmen
  5. zouden remmen
  6. zouden remmen
en verder
  1. ben geremd
  2. bent geremd
  3. is geremd
  4. zijn geremd
  5. zijn geremd
  6. zijn geremd
diversen
  1. rem!
  2. remt!
  3. geremd
  4. remmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for remmen:

NounRelated TranslationsOther Translations
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
arrêter halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aanhouden; afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; tegenwerken; temporiseren; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vatten; vertragen; weerhouden
bloquer halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afbreken; barricaderen; belemmeren; beletten; blokkeren; doen ophouden; klemrijden; obstructie plegen; onderbreken; platleggen; stremmen; vastrijden; verhinderen; versperren
cesser halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; temporiseren; uitscheiden; vertragen
donner un coup de frein afremmen; remmen; stoppen
freiner afremmen; remmen; stoppen
ralentir afremmen; remmen; stoppen gas terugnemen; ophouden; rekken; temporiseren; vertragen
stopper halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afhouden; aflopen; afsluiten; afzetten; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ervanaf houden; halt houden; halthouden; ophouden; stilzetten; stoppen; tegenwerken; tot stilstand brengen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; weerhouden

Related Words for "remmen":


Related Definitions for "remmen":

  1. het ding laten stoppen1
    • je moet remmen voor je de bocht om gaat1

Wiktionary Translations for remmen:

remmen
verb
  1. snelheid doen verminderen
remmen
Cross Translation:
FromToVia
remmen frein brake — device used to slow or stop a vehicle
remmen inhiber inhibit — to hinder; to restrain

Related Translations for rem