Dutch
Detailed Translations for resideren from Dutch to French
resideren:
-
resideren (wonen; leven; verblijven; logeren)
-
resideren (verblijfplaats hebben)
-
resideren (zetelen; gevestigd zijn; gezeten zijn)
Conjugations for resideren:
o.t.t.
- resideer
- resideert
- resideert
- resideren
- resideren
- resideren
o.v.t.
- resideerde
- resideerde
- resideerde
- resideerden
- resideerden
- resideerden
v.t.t.
- heb geresideerd
- hebt geresideerd
- heeft geresideerd
- hebben geresideerd
- hebben geresideerd
- hebben geresideerd
v.v.t.
- had geresideerd
- had geresideerd
- had geresideerd
- hadden geresideerd
- hadden geresideerd
- hadden geresideerd
o.t.t.t.
- zal resideren
- zult resideren
- zal resideren
- zullen resideren
- zullen resideren
- zullen resideren
o.v.t.t.
- zou resideren
- zou resideren
- zou resideren
- zouden resideren
- zouden resideren
- zouden resideren
diversen
- resideer!
- resideert!
- geresideerd
- residerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for resideren:
Wiktionary Translations for resideren:
resideren
Cross Translation:
verb
-
Habiter
-
Traductions à trier suivant le sens.
-
Faire sa demeure,... (Sens général).
-
Séjourner, avoir sa demeure habituelle ou temporaire dans un logis
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• resideren | → résider | ↔ residieren — von regierenden Fürsten, geistlichen Würdenträgern oder ähnlich hochgestellten Personen: einen Ort als Wohnsitz und Amtssitz haben |
External Machine Translations:
Google
- habiter
Microsoft
- résidence temporaire
French
Detailed Translations for resideren from French to Dutch
resideren: (*Using Word and Sentence Splitter)
External Machine Translations:
Google
- resideren
Microsoft
- resideren