Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontpoppen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontpoppen from Dutch to French

ontpoppen:

ontpoppen verb (ontpop, ontpopt, ontpopte, ontpopten, ontpopt)

  1. ontpoppen

Conjugations for ontpoppen:

o.t.t.
  1. ontpop
  2. ontpopt
  3. ontpopt
  4. ontpoppen
  5. ontpoppen
  6. ontpoppen
o.v.t.
  1. ontpopte
  2. ontpopte
  3. ontpopte
  4. ontpopten
  5. ontpopten
  6. ontpopten
v.t.t.
  1. ben ontpopt
  2. bent ontpopt
  3. is ontpopt
  4. zijn ontpopt
  5. zijn ontpopt
  6. zijn ontpopt
v.v.t.
  1. was ontpopt
  2. was ontpopt
  3. was ontpopt
  4. waren ontpopt
  5. waren ontpopt
  6. waren ontpopt
o.t.t.t.
  1. zal ontpoppen
  2. zult ontpoppen
  3. zal ontpoppen
  4. zullen ontpoppen
  5. zullen ontpoppen
  6. zullen ontpoppen
o.v.t.t.
  1. zou ontpoppen
  2. zou ontpoppen
  3. zou ontpoppen
  4. zouden ontpoppen
  5. zouden ontpoppen
  6. zouden ontpoppen
en verder
  1. heb mij ontpopt
  2. hebt jou ontpopt
  3. heeft zich ontpopt
  4. hebben ons ontpopt
  5. hebben jullie ontpopt
  6. hebben zich ontpopt
diversen
  1. ontpop!
  2. ontpopt!
  3. ontpopt
  4. ontpoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontpoppen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se révéler ontpoppen ontpoppen als; openbaren; zich uiten

Wiktionary Translations for ontpoppen:

ontpoppen

Related Translations for ontpoppen