Dutch

Detailed Translations for slagen from Dutch to French

slagen:

slagen [het ~] nomen

  1. het slagen (lukken; gelukken)
    la réussite; le succès; la prospérité; la chance

slagen verb (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)

  1. slagen (succes hebben)
    réussir; parvenir; avoir du succès
    • réussir verb (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • parvenir verb (parviens, parvient, parvenons, parvenez, )

Conjugations for slagen:

o.t.t.
  1. slaag
  2. slaagt
  3. slaagt
  4. slagen
  5. slagen
  6. slagen
o.v.t.
  1. slaagde
  2. slaagde
  3. slaagde
  4. slaagden
  5. slaagden
  6. slaagden
v.t.t.
  1. ben geslaagd
  2. bent geslaagd
  3. is geslaagd
  4. zijn geslaagd
  5. zijn geslaagd
  6. zijn geslaagd
v.v.t.
  1. was geslaagd
  2. was geslaagd
  3. was geslaagd
  4. waren geslaagd
  5. waren geslaagd
  6. waren geslaagd
o.t.t.t.
  1. zal slagen
  2. zult slagen
  3. zal slagen
  4. zullen slagen
  5. zullen slagen
  6. zullen slagen
o.v.t.t.
  1. zou slagen
  2. zou slagen
  3. zou slagen
  4. zouden slagen
  5. zouden slagen
  6. zouden slagen
diversen
  1. slaag!
  2. slaagt!
  3. geslaagd
  4. slagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for slagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
chance gelukken; lukken; slagen bof; buitenkansje; fortuin; fortuintje; gelegenheid; geluk; geluk hebbend; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukstreffer; gelukzaligheid; heerlijkheid; het gelukkig-zijn; kans; mazzel; mazzeltje; meevaller; mogelijkheid; opsteker; toevalstreffer; tref; treffer; voordeel
prospérité gelukken; lukken; slagen heil; succes; voorspoed; voorspoedigheid; welslagen; welstand; welvaart; welvarendheid; welzijn
réussite gelukken; lukken; slagen bestseller; hit; succes; voorspoedigheid; welslagen
succès gelukken; lukken; slagen bestseller; bestsellers; bijval; heil; hit; instemming; succes; successtukken; toppers; voorspoed; voorspoedigheid; welslagen; welzijn
VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir du succès slagen; succes hebben
parvenir slagen; succes hebben aflopen; bedingen; bewerkstelligen; eindigen; ejaculeren; fiksen; fixen; klaarkomen; klaarspelen; lappen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan
réussir slagen; succes hebben aflopen; bedingen; bewerkstelligen; bloeien; fiksen; fixen; flikken; floreren; goed gaan; goed lopen; het goed maken; klaarspelen; lappen; slagen voor; tot hoogconjunctuur komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan

Related Words for "slagen":


Antonyms for "slagen":


Related Definitions for "slagen":

  1. goed lukken1
    • ik hoop maar dat het feest slaagt1
  2. het examen halen1
    • hij is geslaagd voor de havo1
  3. het met succes doen1
    • zij slaagde erin directeur te worden1

Wiktionary Translations for slagen:

slagen
verb
  1. joindre (deux choses) bout à bout.
  2. parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
  3. Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
  4. Avoir une bonne ou une mauvaise issue.

Cross Translation:
FromToVia
slagen envoyer nail — accomplish something completely and successfully
slagen réussir gelingen — etwas erfolgreich zu Ende bringen
slagen faire; réussir schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen

slagen form of slag:

slag [de ~ (m)] nomen

  1. de slag (soort; ras)
    le genre; l'espèce; la race; la variété
  2. de slag (genre; soort; type)
    le type; le genre; la sorte; la catégorie; l'espèce; la classe; la subdivision
  3. de slag (vuistslag; opdonder; dreun; uithaal)
    le coup de poing; la claque; le coup; la torgnole
  4. de slag (veldslag; strijd)
    la bataille; le combat; la lutte; la guerre
  5. de slag (veldslag)
    la bataille; le combat; la bataille rangée
  6. de slag (maatschappelijke klasse; klasse; stand; rang; orde)
    la classe sociale; le rang; l'ordre; la classe; la sorte; le groupe social
  7. de slag (tegenvaller; teleurstelling; fiasco; )
    la déception; la désillusion; la tuile; le contrecoup

Translation Matrix for slag:

NounRelated TranslationsOther Translations
bataille slag; strijd; veldslag gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij
bataille rangée slag; veldslag
catégorie genre; slag; soort; type aard; afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; categorie; classificatie; component; deel; departement; detachement; element; fractie; ingrediënt; klasse; kleurcategorie; onderdeel; onderverdeling; prijsklasse; sectie; stuk; tak
claque dreun; opdonder; slag; uithaal; vuistslag dreun; harde slag; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; oorveeg; oorvijg; opdonder; opduvel; oplawaai; pets; peut; stoot; tik; toegebrachte klap; veeg
classe genre; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; soort; stand; type aard; cursus; deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; instructie; klas; klaslokaal; klasse; klassenlokaal; lering; les; objectklasse; onderricht; onderrichting; onderverdeling; onderwijs; schooljaar; schoolklas; schoollokaal; vaklokaal; voornaamheid; welgemanierdheid
classe sociale klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand maatschappelijke klasse
combat slag; strijd; veldslag gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechten; vechtpartij
contrecoup fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag terugslag; terugstoot
coup dreun; opdonder; slag; uithaal; vuistslag beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slok; smak; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; vluggertje; voetbeweging; zet
coup de poing dreun; opdonder; slag; uithaal; vuistslag
déception fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
désillusion fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
espèce genre; ras; slag; soort; type aard; familie; geslacht; klasse; onderverdeling; stamhuis
genre genre; ras; slag; soort; type aard; genre; handelwijze; klasse; manier; methode; onderverdeling; procedure; soort; trant; wijs; wijze
groupe social klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand sociale groep
guerre slag; strijd; veldslag oorlog; strijd
lutte slag; strijd; veldslag aanvechten; bestrijden; betwisten; doolhof; gevecht; geworstel; handgemeen; kamp; kloppartij; knokpartij; labyrint; matpartij; oorlog; strijd; strijden; vechtpartij; warboel; warnet; worsteling
ordre klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand aaneenschakeling; aanwijzing; arrangement; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; graad; hiërarchie; indeling; instructie; keurigheid; netheid; niveau; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opeenvolging; opgeruimdheid; opstelling; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; peil; properheid; rang; rangorde; rangschikking; regelmaat; samenstelling; schikking; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
race ras; slag; soort familie; geslacht; stamhuis
rang klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand gelid; graad; gradatie; hiërarchie; mate; niveau; peil; rang; rangorde; rij; rij manschappen; rijtje; volgorde; wetenschappelijke graad
sorte genre; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; soort; stand; type aard; klasse; onderverdeling; soort
subdivision genre; slag; soort; type aard; klasse; onderafdeling; onderverdeling; vertakking
torgnole dreun; opdonder; slag; uithaal; vuistslag hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
tuile fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag dakpan; daktegel; dakvorst; nok; top
type genre; slag; soort; type aard; fatje; figuur; gast; gevaarte; goser; gozer; heerschap; heertje; individu; jochie; joekel; jongetje; kanjer; kerel; klasse; kleine jongen; knaap; knakker; knoert; knul; kokker; kokkerd; loei; man; model; monster; onderverdeling; proefje; proeve; snuiter; specimen; staal; staaltje; sujet; type; vent
variété ras; slag; soort afwisseling; cabaret; familie; geslacht; keuze; kleinkunsttheater; stamhuis; variatie; variëteit; veelzijdigheid; verandering; verscheidenheid
- klap
ModifierRelated TranslationsOther Translations
classe eersteklas; klasse
variété van alles

Related Words for "slag":


Synonyms for "slag":


Related Definitions for "slag":

  1. keer dat iemand geslagen wordt1
    • hij kreeg een slag in zijn gezicht1
  2. groot verdriet1
    • de dood van haar vader was een hele slag1
  3. beweging bij schaatsen of zwemmen1
    • zijn slag is niet goed1
  4. gewapend gevecht tussen legers1
    • bij de slag om Arnhem hebben de Duitsers gewonnen1
  5. golf1
    • je haar is niet stijl, er zit een slag in1
  6. keer dat je slaat1
    • met één slag had hij gewonnen1
  7. soort met eigen karakter1
    • het is een speciaal slag mensen1
  8. vaardigheid die nodig is1
    • hij kan nu tekstverwerken; hij heeft de slag te pakken1

Wiktionary Translations for slag:

slag
noun
  1. désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
  2. indication, désignation, soit du destinataire, soit de la destination où il falloir aller ou envoyer.
  3. guerre|fr combat général entre deux armées.
  4. action par laquelle on attaquer et l’on se défendre.
  5. impression que fait un corps sur un autre en le frappant.
  6. Traductions à trier suivant le sens.
  7. ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
  8. facilité, disposition, qualité qui rend propre à faire certaines choses, à réussir dans certaines actions, en particulier en utilisant ses mains.
  9. Transport
  10. instrument, machine dissimuler dont on se servir pour prendre des animal, comme les loups, les renards, etc.

Cross Translation:
FromToVia
slag lutte; bataille battle — general action, fight, or encounter; a combat
slag coup blow — act of striking or hitting
slag combat; lutte; bataille combat — a battle; a fight; a struggle for victory
slag coup hit — blow, punch
slag coup stroke — single movement with a tool
slag coup stroke — act of striking with a weapon
slag brasse stroke — particular style of swimming

Related Translations for slagen