Interglot - interieur: Dutch and French Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

Dutch to French: more detail...

interieur:
- intérieur
Wiktionary:
- interieur → intérieur

French to Dutch: more detail...

intérieur:
- interieur; inwendige; binnenkant; binnenzijde; psyche; innerlijk; middelste; binnenste
- binnenin; aan de binnenkant; innerlijk; binnenste; inwendige; van binnen; intern; inwendig; binnenlands; binnenlandse; nationale
Wiktionary:
- intérieur → binnenste, binnenlands, intern, inwendig
- intérieur → binnenkant, interieur

Dutch

Detailed Translations for interieur from Dutch to French

interieur:

interieur [het ~] nomen

het interieur
l'intérieur
- intérieur [le ~] nomen

Translation Matrix for interieur:

Noun	Related Translations	Other Translations
intérieur	interieur	binnenkant; binnenste; binnenzijde; innerlijk; inwendige; middelste; psyche
Modifier	Related Translations	Other Translations
intérieur		aan de binnenkant; binnenin; binnenlands; binnenlandse; binnenste; innerlijk; intern; inwendig; inwendige; nationale; van binnen

Related Words for "interieur":

interieurs, interieurtje, interieurtjes

Wiktionary Translations for interieur:

Cross Translation:

From	To	Via
• interieur	→ intérieur	↔ interior — the inside of an enclosed structure

French

Detailed Translations for interieur from French to Dutch

intérieur:

intérieur [le ~] nomen

l'intérieur
het interieur
- interieur [het ~] nomen
l'intérieur
inwendige
- inwendige [znw.] nomen
l'intérieur (côté intérieur; dedans)
de binnenkant; de binnenzijde
- binnenkant [de ~ (m)] nomen
- binnenzijde [de ~] nomen
l'intérieur (psyché; entrailles; dedans)
de psyche; innerlijk
- psyche [de ~] nomen
- innerlijk [znw.] nomen
l'intérieur (central; pivot; quintessence; celui du milieu; celui du centre)
middelste; het binnenste
- middelste [znw.] nomen
- binnenste [het ~] nomen

intérieur adj

intérieur (à l'intérieur; en dedans; dedans; du côté intérieur; interne; intérieurement)
binnenin; aan de binnenkant
- binnenin adv
- aan de binnenkant adj
intérieur (interne; à l'intérieur)
innerlijk; binnenste
- innerlijk adj
- binnenste adj
intérieur (interne)
inwendige; van binnen
- inwendige adj
- van binnen adj
intérieur (interne; intérieurement; à l'intérieur)
intern; inwendig
- intern adj
- inwendig adj
intérieur (du pays)
binnenlands
- binnenlands adj
intérieur (national)
binnenlandse; nationale
- binnenlandse adj
- nationale adj

Translation Matrix for intérieur:

Noun	Related Translations	Other Translations
binnenkant	côté intérieur; dedans; intérieur
binnenste	celui du centre; celui du milieu; central; intérieur; pivot; quintessence	coeur; noyau
binnenzijde	côté intérieur; dedans; intérieur
innerlijk	dedans; entrailles; intérieur; psyché
interieur	intérieur
inwendige	intérieur
middelste	celui du centre; celui du milieu; central; intérieur; pivot; quintessence
psyche	dedans; entrailles; intérieur; psyché
Adjective	Related Translations	Other Translations
binnenlands	du pays; intérieur	local
innerlijk	interne; intérieur; à l'intérieur	spirituel
intern	interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur
inwendig	interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur	spirituel
Adverb	Related Translations	Other Translations
binnenin	dedans; du côté intérieur; en dedans; interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur
Modifier	Related Translations	Other Translations
aan de binnenkant	dedans; du côté intérieur; en dedans; interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur
binnenlandse	intérieur; national
binnenste	interne; intérieur; à l'intérieur
inwendige	interne; intérieur
nationale	intérieur; national
van binnen	interne; intérieur

Synonyms for "intérieur":

interne; contenu; civil; privé; intime; secret; maison; logement; foyer; appartement; domestique; dedans; pensionnaire; intestin; viscère; entrailles; boyau; côlon; duodénum; jéjunum; cæcum; rectum; personnel; profond; caché; familier; particulier; intrinsèque; essentiel; inhérent

Wiktionary Translations for intérieur:

intérieur

adjective

Qui est au dedans ; qui est relatif au dedans.
- intérieur → binnenste; binnenlands; intern; inwendig

Cross Translation:

From	To	Via
• intérieur	→ binnenkant	↔ inside — interior or inner part
• intérieur	→ interieur	↔ interior — the inside of an enclosed structure

Dutch and French Search Results for: interieur

Detailed Translations for interieur from Dutch to French

interieur:

interieur [het ~] nomen

het interieur

Translation Matrix for interieur:

Related Words for "interieur":

Wiktionary Translations for interieur:

Detailed Translations for interieur from French to Dutch

intérieur:

intérieur [le ~] nomen

l'intérieur

l'intérieur

l'intérieur (côté intérieur; dedans)

l'intérieur (psyché; entrailles; dedans)

l'intérieur (central; pivot; quintessence; celui du milieu; celui du centre)

intérieur adj

intérieur (à l'intérieur; en dedans; dedans; du côté intérieur; interne; intérieurement)

intérieur (interne; à l'intérieur)

intérieur (interne)

intérieur (interne; intérieurement; à l'intérieur)

intérieur (du pays)

intérieur (national)

Translation Matrix for intérieur:

Synonyms for "intérieur":

Wiktionary Translations for intérieur:

Related Translations for interieur