Summary
Dutch to French: more detail...
- samengaan:
-
Wiktionary:
- samengaand → intrinsèque
- samengaan → amalgamer
Dutch
Detailed Translations for samengaand from Dutch to French
samengaan:
-
samengaan (een fusie aangaan; fuseren)
fusionner; joindre; correspondre à; confluer; aller ensemble; aller de pair; réunir; convenir à; concorder; s'accorder à-
fusionner verb (fusionne, fusionnes, fusionnons, fusionnez, fusionnent, fusionnais, fusionnait, fusionnions, fusionniez, fusionnaient, fusionnai, fusionnas, fusionna, fusionnâmes, fusionnâtes, fusionnèrent, fusionnerai, fusionneras, fusionnera, fusionnerons, fusionnerez, fusionneront)
-
joindre verb (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
correspondre à verb
-
confluer verb (conflue, conflues, confluons, confluez, confluent, confluais, confluait, confluions, confluiez, confluaient, confluai, confluas, conflua, confluâmes, confluâtes, confluèrent, confluerai, conflueras, confluera, confluerons, confluerez, conflueront)
-
aller ensemble verb
-
aller de pair verb
-
réunir verb (réunis, réunit, réunissons, réunissez, réunissent, réunissais, réunissait, réunissions, réunissiez, réunissaient, réunîmes, réunîtes, réunirent, réunirai, réuniras, réunira, réunirons, réunirez, réuniront)
-
convenir à verb
-
concorder verb (concorde, concordes, concordons, concordez, concordent, concordais, concordait, concordions, concordiez, concordaient, concordai, concordas, concorda, concordâmes, concordâtes, concordèrent, concorderai, concorderas, concordera, concorderons, concorderez, concorderont)
-
s'accorder à verb
-
Conjugations for samengaan:
o.t.t.
- ga samen
- gaat samen
- gaat samen
- gaan samen
- gaan samen
- gaan samen
o.v.t.
- ging samen
- ging samen
- ging samen
- gingen samen
- gingen samen
- gingen samen
v.t.t.
- ben samengegaan
- bent samengegaan
- is samengegaan
- zijn samengegaan
- zijn samengegaan
- zijn samengegaan
v.v.t.
- was samengegaan
- was samengegaan
- was samengegaan
- waren samengegaan
- waren samengegaan
- waren samengegaan
o.t.t.t.
- zal samengaan
- zult samengaan
- zal samengaan
- zullen samengaan
- zullen samengaan
- zullen samengaan
o.v.t.t.
- zou samengaan
- zou samengaan
- zou samengaan
- zouden samengaan
- zouden samengaan
- zouden samengaan
diversen
- ga samen!
- gaat samen!
- samengegaan
- samengaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samengaan:
Wiktionary Translations for samengaand:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • samengaand | → intrinsèque | ↔ inherent — natural part or consequence |