Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bekommerd:
  2. bekommeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bekommerd from Dutch to French

bekommerd:

bekommerd adj

  1. bekommerd (bezorgd; kommerlijk)

Translation Matrix for bekommerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
inquiet bekommerd; bezorgd; kommerlijk beducht; bezorgd; met bezorgdheid; ongerust; piekerig; tobberig; verontrust; zwaartillend
soucieux bekommerd; bezorgd; kommerlijk bezorgd; kommervol; met bezorgdheid; ongerust; verontrust; vol zorgen

Related Words for "bekommerd":

  • bekommerdheid

Wiktionary Translations for bekommerd:

bekommerd
adjective
  1. Qui est dans quelques troubles, dans quelques agitations d’esprit, soit par craintes, soit par irrésolutions et incertitudes.

bekommeren:

bekommeren verb (bekommer, bekommert, bekommerde, bekommerden, bekommerd)

  1. bekommeren (zich zorgen maken)
    se soucier de; soigner; prendre soin de; donner des soins à
    • soigner verb (soigne, soignes, soignons, soignez, )

Conjugations for bekommeren:

o.t.t.
  1. bekommer
  2. bekommert
  3. bekommert
  4. bekommeren
  5. bekommeren
  6. bekommeren
o.v.t.
  1. bekommerde
  2. bekommerde
  3. bekommerde
  4. bekommerden
  5. bekommerden
  6. bekommerden
v.t.t.
  1. heb bekommerd
  2. hebt bekommerd
  3. heeft bekommerd
  4. hebben bekommerd
  5. hebben bekommerd
  6. hebben bekommerd
v.v.t.
  1. had bekommerd
  2. had bekommerd
  3. had bekommerd
  4. hadden bekommerd
  5. hadden bekommerd
  6. hadden bekommerd
o.t.t.t.
  1. zal bekommeren
  2. zult bekommeren
  3. zal bekommeren
  4. zullen bekommeren
  5. zullen bekommeren
  6. zullen bekommeren
o.v.t.t.
  1. zou bekommeren
  2. zou bekommeren
  3. zou bekommeren
  4. zouden bekommeren
  5. zouden bekommeren
  6. zouden bekommeren
diversen
  1. bekommer!
  2. bekommert!
  3. bekommerd
  4. bekommerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bekommeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
donner des soins à bekommeren; zich zorgen maken financieel steunen; onderhouden; verplegen; verzorgen
prendre soin de bekommeren; zich zorgen maken aan tafel bedienen; bedienen; behouden; financieel steunen; grootbrengen; in stand houden; onderhouden; opdienen; opdissen; opvoeden; verplegen; verzorgen; voorzetten; vormen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor iemand
se soucier de bekommeren; zich zorgen maken
soigner bekommeren; zich zorgen maken assisteren; behandelen; bijspringen; bijstaan; helpen; onder behandeling nemen; ondersteunen; seconderen; verplegen; verzorgen; weldoen; zorgen voor iemand