Dutch

Detailed Translations for buil from Dutch to French

buil:

buil [de ~ (m)] nomen

  1. de buil (bobbel; knobbel; bult)
    la bosse; l'enflure; le grosseur; la boule; le renflement
  2. de buil (zwelling; bolling; steenpuist; )
    l'enflure; la bouffissure
  3. de buil (zwelling; bolling; bobbel; )
    l'enflure; la tuméfaction; l'ampoule; la bosse; le gonflement; la meurtrissure; le bubon; le tumeur; l'abcès
  4. de buil (kneuswond; kneuzing; letsel; bult)
    la bosse; le bleu; la contusion; la lésion; la meurtrissure; le froissement

Translation Matrix for buil:

NounRelated TranslationsOther Translations
abcès bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling abces; bobbeltje; bultje; etterende wond; etterende wonde; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zweer; zwelling
ampoule bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling ampul; blaar; blister; bobbel; bobbeltje; bultje; gloeilamp; opgezwollen plek; opzetting; peer; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
bleu buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel eerstejaars; eerstejaars student; foet; groentje; lafaard; lafbek; melkmuil; nieuweling; nieuwkomer; overall
bosse bobbel; bolling; buil; bult; kneuswond; kneuzing; knobbel; letsel; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bluts; bobbel; bobbeltje; bochel; bult; bultje; deuk; hobbel; hobbeling; instulping; oneffenheid; ongelijkheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
bouffissure bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
boule bobbel; buil; bult; knobbel bal; bol wol; bolvorm; bowlingbal; hobbel; kogelvorm
bubon bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bobbeltje; bultje; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling
contusion buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel bobbeltje; bultje; gekneusd zijn; kneuzing; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling
enflure bobbel; bolling; buil; bult; dikte; knobbel; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling bobbel; bobbeltje; bombast; bultje; gewichtigdoenerij; gewichtigheid; gezwollenheid; hoogdravendheid; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; pompeusheid; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; verdikking; wassen; zwellen; zwelling
froissement buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel geritsel; geruis; ritseling; ruis
gonflement bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bobbeltje; bultje; gezwollenheid; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; wassen; zwellen; zwelling
grosseur bobbel; buil; bult; knobbel dikheid; dikte; lijvigheid
lésion buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel blessure; bobbeltje; bultje; kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; verwonding; vleeswond; voetbalknie; wond; zwelling
meurtrissure bobbel; bolling; buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling beschadigen; bobbeltje; bultje; gekneusd zijn; kneuzing; krenking; kwetsen; kwetsing; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; striem; zwelling
renflement bobbel; buil; bult; knobbel
tumeur bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bobbeltje; bultje; gezwel; knobbel; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; tumor; zwelling
tuméfaction bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bobbeltje; bultje; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bleu blauw

Related Words for "buil":


Wiktionary Translations for buil:


Cross Translation:
FromToVia
buil bosse bump — a swelling on the skin caused by illness or injury