Dutch

Detailed Translations for inzet from Dutch to French

inzet:

inzet [de ~ (m)] nomen

  1. de inzet (doeleinde; doel; streven)
    l'objectif; le but; le dévouement; l'intention; la tentative; la destination; l'enjeu; l'effort; la cible; l'application; la mise à prix; le dessein; la mise; la consécration
  2. de inzet (aanwending; toepassing; gebruik)
    l'application; l'utilisation; l'usage; la mise à prix; la mise; l'emploi
  3. de inzet (speelgeld; poule; pot)
    l'enjeu; la mise
  4. de inzet (toewijding; devotie; overgave; )
    le dévouement; l'ardeur; la consécration; l'assiduité; l'application; la sollicitude; la fougue; la passion; le caractère passionné; l'ambition; l'attachement
  5. de inzet (aanvang; begin; opening; start)
    le début; le commencement; l'ouverture; le départ; le démarrage; l'amorce; l'origine; le décollage

Translation Matrix for inzet:

NounRelated TranslationsOther Translations
ambition devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; eerzucht; grootste streven; hoogste doel; ideaal; intentie; mikken op; pogen; streven; streven naar; trachten
amorce aanvang; begin; inzet; opening; start aas; lokaas; lokmiddel; lokvogel; slaghoedje
application aanwending; devotie; doel; doeleinde; gebruik; genegenheid; ijver; inzet; overgave; streven; toegewijdheid; toepassing; toewijding; trouw; zorgzaamheid aandrang; aanleggen; aanwenden; aanwending; ambitie; applicatie; arbeidzaamheid; behandeling; boordsel; drang; eerzucht; galon; gebruik; hantering; ijver; ijverigheid; industrie; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; omzoming; oplegsel; passement; programma; tak van nijverheid; toepassing; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid; zakelijke toepassing
ardeur devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aandrang; aandrift; ambitie; animo; belangstelling; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; doortastendheid; drang; drift; eerzucht; elan; energie; enthousiasme; esprit; fascinatie; felheid; fut; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; hitte; ijver; ijverigheid; intensiteit; interesse; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onrustigheid; onstuimigheid; overgave; passie; pit; puf; temperament; turbulentie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlam; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; warmte; wellust; werklust; werkzaamheid; woeligheid; zin
assiduité devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
attachement devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; hechting; vasthechting; verknochtheid
but doel; doeleinde; inzet; streven aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; bedoeling; beduidenis; beduiding; beogen; betekenis; doel; doel bij voetbalwedstrijd; doelpunt; doelstelling; doelwit; einddoel; goal; intentie; mikpunt; moedwil; oogmerk; pogen; schietschijf; streven; streven naar; trachten; treffer; voornemen
caractère passionné devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid
cible doel; doeleinde; inzet; streven doel; doel bij voetbalwedstrijd; doelschijf; doelwit; einddoel; goal; intentie; mikpunt; moedwil; schietschijf; voornemen
commencement aanvang; begin; inzet; opening; start aanhef; aanheffen; aanloopstadium; aanlooptijd; aanvangen; aanvangstijd; bakermat; beginnen; begintijd; hoofd; inzetten; oorsprong; starttijd; titel; vertrektijd
consécration devotie; doel; doeleinde; genegenheid; ijver; inzet; overgave; streven; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; heiliging; inauguratie; inhuldiging; initiatie; inwijding; inwijdingsplechtigheid; inzegening; inzegeningsplechtigheid; verknochtheid; wijding; wijdingsdienst; zegening
dessein doel; doeleinde; inzet; streven intentie; moedwil; opzet; plan; toeleg; voornemen
destination doel; doeleinde; inzet; streven bestemming; doel; doel-; doelvoorziening; eindpunt; intentie; lot; lotsbestemming; moedwil; reisbestemming; reisdoel; voornemen
début aanvang; begin; inzet; opening; start aanhef; aanheffen; aanvangen; aanvangstijd; beginne; beginnen; begintijd; debuut; eerste optreden; hoofd; inzetten; starttijd; titel; vertrektijd
décollage aanvang; begin; inzet; opening; start afreis; afvaart; afvaren; opstijging; uitvaren; vertrek
démarrage aanvang; begin; inzet; opening; start accelereren; afreis; afvaart; afvaren; opstarten; optrekken; uitvaren; versnellen; vertrek
départ aanvang; begin; inzet; opening; start aanvangstijd; afreis; afrit; afvaart; afvaren; afvliegen; begintijd; heengaan; starttijd; uitvaren; vertrek; vertrekken; vertrektijd; weggaan; wegvliegen
dévouement devotie; doel; doeleinde; genegenheid; ijver; inzet; overgave; streven; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aanhankelijkheid; affectie; ambitie; eerzucht; gehechtheid; verknochtheid
effort doel; doeleinde; inzet; streven fysieke inspanning; inspanning; krachtsinspanning; krachttoer; poging; proberen; trachten
emploi aanwending; gebruik; inzet; toepassing aanstelling; aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benoeming; benutting; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; gewoonte; hantering; inspanning; installatie; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid
enjeu doel; doeleinde; inzet; pot; poule; speelgeld; streven geld inzetten; inzetten
fougue devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid bezetenheid; drift; elan; felheid; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; hitte; intensiteit; kracht; obsessie; onbeheerstheid; onbesuisdheid; onstuimigheid; overgave; passie; pit; temperament; turbulentie; vlam; vurigheid; vuur; warmte; woeligheid
intention doel; doeleinde; inzet; streven aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; bedoeling; beduidenis; beduiding; beogen; betekenis; denkbeeld; doel; geest; geneigdheid; gerichtheid op; gezichtspunt; idee; inhoud; intentie; interpretatie; inzicht; lezing; mening; moedwil; neiging; oogmerk; oordeel; opinie; opvatting; opzet; oriëntatie op; plan; pogen; standpunt; strekking; streven; streven naar; tendens; teneur; toeleg; trachten; trend; visie; voornemen; zienswijze
mise aanwending; doel; doeleinde; gebruik; inzet; pot; poule; speelgeld; streven; toepassing aanleggen; bod; geld inzetten; gokken; inlay; inzetten; kledij; motie; propositie; voorstel; voorstel doen
mise à prix aanwending; doel; doeleinde; gebruik; inzet; streven; toepassing prijsstelling
objectif doel; doeleinde; inzet; streven doel; doelstelling; doelwit; intentie; mikpunt; moedwil; oogmerk; schietschijf; toeleg; voornemen
origine aanvang; begin; inzet; opening; start aanvangstijd; afkomst; afstammen; afstamming; bakermat; begintijd; herkomst; komaf; oorsprong; origine; spruiten; starttijd; vertrektijd
ouverture aanvang; begin; inzet; opening; start brandpuntsverhouding; bres; f-getal; gat; lek; lekken; ontsluiten; ontsluiting; opendoen; openduwen; opening; openlegging; openmaken; openstelling; openstoten; ouverture
passion devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid animo; belangstelling; bevlogenheid; bezetenheid; bezieling; drift; enthousiasme; fascinatie; felheid; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genoegen; genot; gevoeligheid; gloed; hartelijkheid; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; innigheid; intensiteit; interesse; jool; kracht; leut; liefkozing; lust; obsessie; overgave; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; tederheid; verlangen; verliefdheid; vurigheid; vuur; wellust; wens; zachtheid; zin
sollicitude devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid
tentative doel; doeleinde; inzet; streven aanslag; experiment; impact; inspanning; poging; proberen; proef; proefneming; trachten
usage aanwending; gebruik; inzet; toepassing aanwenden; aanwending; afhankelijkheid op basis van gebruik; behandeling; gebruik; gewoonte; hantering; overlevering; taalgebruik; toepassing; traditie; usance; volksgebruik; woordgebruik
utilisation aanwending; gebruik; inzet; toepassing aanwenden; aanwending; benutting; gebruik; toepassing; utilisatie
ModifierRelated TranslationsOther Translations
objectif koel; koud; neutraal; objectief; onaangedaan; onberoerd; onbewogen; onpartijdig; onzijdig

Related Words for "inzet":


Related Definitions for "inzet":

  1. de mate waarin hij zich inspant1
    • deze leerlingen tonen veel inzet1
  2. geld dat je geeft voor een gokwedstrijd1
    • de inzet is 100 gulden1
  3. waar het om gaat1
    • de inzet van die ruzie was de keuze voor een televisieprogramma1

Wiktionary Translations for inzet:

inzet
noun
  1. (musique) manière d’attaquer un son, un air.

inzet form of inzetten:

inzetten verb (zet in, zette in, zetten in, ingezet)

  1. inzetten (speelgeld inzetten)
  2. inzetten (verwedden; wedden)
    parier; miser; perdre
    • parier verb (parie, paries, parions, pariez, )
    • miser verb (mise, mises, misons, misez, )
    • perdre verb (perds, perd, perdons, perdez, )
  3. inzetten (inzet tonen)
    mobiliser; s'engager
    • mobiliser verb (mobilise, mobilises, mobilisons, mobilisez, )
    • s'engager verb
  4. inzetten (op gang komen; beginnen; intreden)
    commencer; se mettre en mouvement; démarrer; se mettre en marche
    • commencer verb (commence, commences, commençons, commencez, )
    • démarrer verb (démarre, démarres, démarrons, démarrez, )

Conjugations for inzetten:

o.t.t.
  1. zet in
  2. zet in
  3. zet in
  4. zetten in
  5. zetten in
  6. zetten in
o.v.t.
  1. zette in
  2. zette in
  3. zette in
  4. zetten in
  5. zetten in
  6. zetten in
v.t.t.
  1. heb ingezet
  2. hebt ingezet
  3. heeft ingezet
  4. hebben ingezet
  5. hebben ingezet
  6. hebben ingezet
v.v.t.
  1. had ingezet
  2. had ingezet
  3. had ingezet
  4. hadden ingezet
  5. hadden ingezet
  6. hadden ingezet
o.t.t.t.
  1. zal inzetten
  2. zult inzetten
  3. zal inzetten
  4. zullen inzetten
  5. zullen inzetten
  6. zullen inzetten
o.v.t.t.
  1. zou inzetten
  2. zou inzetten
  3. zou inzetten
  4. zouden inzetten
  5. zouden inzetten
  6. zouden inzetten
en verder
  1. ben ingezet
  2. bent ingezet
  3. is ingezet
  4. zijn ingezet
  5. zijn ingezet
  6. zijn ingezet
diversen
  1. zet in!
  2. zet in!
  3. ingezet
  4. inzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inzetten [de ~] nomen, plural

  1. de inzetten (geld inzetten)
    l'enjeu; la mise
  2. de inzetten

inzetten [het ~] nomen

  1. het inzetten (aanheffen)
    le commencement; le début

Translation Matrix for inzetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
commencement aanheffen; inzetten aanhef; aanloopstadium; aanlooptijd; aanvang; aanvangen; aanvangstijd; bakermat; begin; beginnen; begintijd; hoofd; inzet; oorsprong; opening; start; starttijd; titel; vertrektijd
début aanheffen; inzetten aanhef; aanvang; aanvangen; aanvangstijd; begin; beginne; beginnen; begintijd; debuut; eerste optreden; hoofd; inzet; opening; start; starttijd; titel; vertrektijd
déploiement inzetten groei; groeien; groeiproces
enjeu geld inzetten; inzetten doel; doeleinde; inzet; pot; poule; speelgeld; streven
mise geld inzetten; inzetten aanleggen; aanwending; bod; doel; doeleinde; gebruik; gokken; inlay; inzet; kledij; motie; pot; poule; propositie; speelgeld; streven; toepassing; voorstel; voorstel doen
VerbRelated TranslationsOther Translations
commencer beginnen; intreden; inzetten; op gang komen aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanvangen; arrangeren; beginnen; een begin nemen; iets op touw zetten; inluiden; ondernemen; regelen; starten; van start gaan
démarrer beginnen; intreden; inzetten; op gang komen aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; accelereren; beginnen; een begin nemen; entameren; gaan rijden; gas geven; gesprek aanknopen; inluiden; losgooien; loswerpen; ondernemen; openen; opstarten; optrekken van auto; opwerpen; spurten; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
engager son argent inzetten; speelgeld inzetten
faire son jeu inzetten; speelgeld inzetten
miser inzetten; verwedden; wedden mobiliseren
mobiliser inzet tonen; inzetten mobiliseren
parier inzetten; verwedden; wedden een gok wagen; gokken
perdre inzetten; verwedden; wedden afraken van; erbij inschieten; floepen; glippen; kwijt raken; kwijtraken; missen; onderspit delven; verbeuren; vergokken; vergooien; verliezen; verloren gaan; vermissen; verspelen; wegglippen; wegmaken; wegraken; zoek maken; zoek raken; zoekmaken; zoekraken
s'engager inzet tonen; inzetten ontspinnen
se mettre en marche beginnen; intreden; inzetten; op gang komen afmarcheren; laten inrukken
se mettre en mouvement beginnen; intreden; inzetten; op gang komen aanbreken; aanvangen; beginnen; een begin nemen; starten; van start gaan
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
déploiement de logiciels inzetten

Related Words for "inzetten":



Related Translations for inzet