Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. publiceren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for publiceren from Dutch to French

publiceren:

publiceren verb (publiceer, publiceert, publiceerde, publiceerden, gepubliceerd)

  1. publiceren (uitbrengen; openbaren)
    publier; émettre; annoncer; divulguer; rendre public; montrer; proclamer; communiquer
    • publier verb (publie, publies, publions, publiez, )
    • émettre verb (émets, émet, émettons, émettez, )
    • annoncer verb (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • divulguer verb (divulgue, divulgues, divulguons, divulguez, )
    • montrer verb (montre, montres, montrons, montrez, )
    • proclamer verb (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )
    • communiquer verb (communique, communiques, communiquons, communiquez, )
  2. publiceren
    publier
    • publier verb (publie, publies, publions, publiez, )

Conjugations for publiceren:

o.t.t.
  1. publiceer
  2. publiceert
  3. publiceert
  4. publiceren
  5. publiceren
  6. publiceren
o.v.t.
  1. publiceerde
  2. publiceerde
  3. publiceerde
  4. publiceerden
  5. publiceerden
  6. publiceerden
v.t.t.
  1. heb gepubliceerd
  2. hebt gepubliceerd
  3. heeft gepubliceerd
  4. hebben gepubliceerd
  5. hebben gepubliceerd
  6. hebben gepubliceerd
v.v.t.
  1. had gepubliceerd
  2. had gepubliceerd
  3. had gepubliceerd
  4. hadden gepubliceerd
  5. hadden gepubliceerd
  6. hadden gepubliceerd
o.t.t.t.
  1. zal publiceren
  2. zult publiceren
  3. zal publiceren
  4. zullen publiceren
  5. zullen publiceren
  6. zullen publiceren
o.v.t.t.
  1. zou publiceren
  2. zou publiceren
  3. zou publiceren
  4. zouden publiceren
  5. zouden publiceren
  6. zouden publiceren
en verder
  1. is gepubliceerd
  2. zijn gepubliceerd
diversen
  1. publiceer!
  2. publiceert!
  3. gepubliceerd
  4. publicerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

publiceren [znw.] nomen

  1. publiceren (uitgeven)
    la publication

Translation Matrix for publiceren:

NounRelated TranslationsOther Translations
publication publiceren; uitgeven aankondiging; afkondiging; artikel; bekendmaking; bericht; boodschap; brokje; eindje; fragmentje; gewag; kennisgeving; klein stukje; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; opgave; partje; proclamatie; publicatie; publikatie; relaas; snippertje; stuk; stukje; tijding; uitgave; uitgifte; uitlegging; uitspraak; uitspreiding; verbreiding; verkondiging; vermelding; verwittiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
annoncer openbaren; publiceren; uitbrengen aandienen; aankondigen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; berichten; decreteren; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; inlichten; meedelen; melden; mening kenbaar maken; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; op de hoogte brengen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; rapporteren; tippen; uitbazuinen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verordenen; verordineren; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
communiquer openbaren; publiceren; uitbrengen aansteken; berichten; besmetten; bewust maken; communiceren; een conversatie hebben; iets melden; in contact staan; ineenlopen; informeren; kennisgeven van; meedelen; melden; overbrengen; praten; rapporteren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verslag uitbrengen; vertolken; verwoorden; zeggen
divulguer openbaren; publiceren; uitbrengen alom bekend maken; klikken; verbreiden; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verspreiden
montrer openbaren; publiceren; uitbrengen aan het licht komen; aanbieden; aanduiden; aangeven; aanschouwelijk maken; aantonen; attenderen; bewijzen; demonstreren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; offreren; ophoesten; presenteren; staven; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; veraanschouwelijken; verschijnen; vertonen; voor de dag komen; voor de dag komen met; voor ogen brengen; voordedaghalen; voordoen; voorleggen; wijzen; wijzen naar
proclamer openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; decreteren; een boodschap uitdragen; namen afroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; proclameren; uitbazuinen; uitdragen; verkondigen; verordenen; verordineren
publier openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; informeren; inlichten; lanceren; op de hoogte brengen; op de markt brengen; openbaar maken; openen; openstellen; oplezen; posten; tippen; toegankelijk maken; uitbrengen; uitgeven; van iets in kennis stellen; verwittigen; vrijgeven; waarschuwen
rendre public openbaren; publiceren; uitbrengen openen; openstellen; toegankelijk maken; vrijgeven
émettre openbaren; publiceren; uitbrengen doen toekomen; emitteren; iem. iets sturen; omroepen; opsturen; overmaken; posten; programma uitzenden; rondstralen; toezenden; uitstralen; uitzenden; versturen; zenden

Related Definitions for "publiceren":

  1. het laten drukken en verspreiden1
    • deze schrijver heeft al zes boeken gepubliceerd1

Wiktionary Translations for publiceren:

publiceren
verb
  1. bekend maken aan een doorgaans groot publiek via een bepaald medium
publiceren
Cross Translation:
FromToVia
publiceren publier publish — to issue something (usually printed work) for sale and distribution