Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. beëindiging:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beëindiging from Dutch to French

beëindiging:

beëindiging [de ~ (v)] nomen

  1. de beëindiging (sluiting; einde; slot)
    la clôture; la fin; la cessation; l'achèvement

Translation Matrix for beëindiging:

NounRelated TranslationsOther Translations
achèvement beëindiging; einde; slot; sluiting afbouwen; afhaken; afkrijgen; afmaken; afschrijven; afwerken; completering; conclusie; eindigen; kappen; ophouden; slotbeschouwing; staken; uitscheiden; volbrenging; voltooiing
cessation beëindiging; einde; slot; sluiting beëindigen; opheffen; opheffing; stagnatie; stilstand
clôture beëindiging; einde; slot; sluiting afrastering; afschutting; afsluiting; barricade; conclusie; dichtmaken; heining; hekwerk; het afsluiten; houtwal; muur; omheining; omrastering; raster; rastering; rasterwerk; rooster; schutting; slotbeschouwing; sluiting; versperring
fin beëindiging; einde; slot; sluiting afhaken; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slotbeschouwing; slotstuk; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fin adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend

Related Words for "beëindiging":

  • beëindigingen

Wiktionary Translations for beëindiging:

beëindiging
Cross Translation:
FromToVia
beëindiging fin ending — termination or conclusion