Noun | Related Translations | Other Translations |
achèvement
|
beëindiging; einde; slot; sluiting
|
afbouwen; afhaken; afkrijgen; afmaken; afschrijven; afwerken; completering; conclusie; eindigen; kappen; ophouden; slotbeschouwing; staken; uitscheiden; volbrenging; voltooiing
|
cessation
|
beëindiging; einde; slot; sluiting
|
beëindigen; opheffen; opheffing; stagnatie; stilstand
|
clôture
|
beëindiging; einde; slot; sluiting
|
afrastering; afschutting; afsluiting; barricade; conclusie; dichtmaken; heining; hekwerk; het afsluiten; houtwal; muur; omheining; omrastering; raster; rastering; rasterwerk; rooster; schutting; slotbeschouwing; sluiting; versperring
|
fin
|
beëindiging; einde; slot; sluiting
|
afhaken; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slotbeschouwing; slotstuk; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fin
|
|
adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend
|