Dutch
Detailed Translations for helen from Dutch to French
helen:
-
helen (gezond worden; genezen; beteren)
-
helen (genezen van ziekte)
rétablir; guérir d'une maladie-
rétablir verb (rétablis, rétablit, rétablissons, rétablissez, rétablissent, rétablissais, rétablissait, rétablissions, rétablissiez, rétablissaient, rétablîmes, rétablîtes, rétablirent, rétablirai, rétabliras, rétablira, rétablirons, rétablirez, rétabliront)
-
guérir d'une maladie verb
-
-
helen (gestolen goed verkopen)
Conjugations for helen:
o.t.t.
- heel
- heelt
- heelt
- helen
- helen
- helen
o.v.t.
- heelde
- heelde
- heelde
- heelden
- heelden
- heelden
v.t.t.
- heb geheeld
- hebt geheeld
- heeft geheeld
- hebben geheeld
- hebben geheeld
- hebben geheeld
v.v.t.
- had geheeld
- had geheeld
- had geheeld
- hadden geheeld
- hadden geheeld
- hadden geheeld
o.t.t.t.
- zal helen
- zult helen
- zal helen
- zullen helen
- zullen helen
- zullen helen
o.v.t.t.
- zou helen
- zou helen
- zou helen
- zouden helen
- zouden helen
- zouden helen
en verder
- ben geheeld
- bent geheeld
- is geheeld
- zijn geheeld
- zijn geheeld
- zijn geheeld
diversen
- heel!
- heelt!
- geheeld
- helend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for helen:
Related Words for "helen":
Synonyms for "helen":
Related Definitions for "helen":
Wiktionary Translations for helen:
helen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• helen | → assainir; guérir | ↔ heal — make better |
helen form of hel:
-
de hel (duisternis)