Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. lammeling:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lammeling from Dutch to French

lammeling:

lammeling [de ~ (m)] nomen

  1. de lammeling (nietsnut; lanterfanter; geitenbreier; )
    le con; le fainéant; le casse-cul; le lambin; le paresseux; le misérable; l'emmerdeur; le cloche; le bon à rien; le nouille; le musard; le propre à rien

Translation Matrix for lammeling:

NounRelated TranslationsOther Translations
bon à rien geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous niksnut
casse-cul geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous ellendeling; etter; etterbak; galbak; geitenbreier; klier; kreng; kwijler; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar
cloche geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous bel; boerenhuis; deksel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; dop; einder; flierefluiter; gezichtseinder; horizon; kaasstolp; kim; klok; klokje; klooi; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; luidklok; pendule; polshorloge; schel; slampamper; stolp; stolphuis; stulpkooi; sufferdje; torenklok; uurwerk; zakhorloge; zakuurwerk
con geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous eikel; etter; etterbak; fielt; hoerenjong; hond; kaffer; klootzak; kut; kuttenkop; lid; loeder; lul; mispunt; naarling; oetlul; penis; piemel; pik; pleurislijder; pleurislijer; ploert; roede; rotvent; rotzak; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; smiecht; snertvent; sodemieter; stinkerd
emmerdeur geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous babbelaar; ellendeling; etter; etterbak; geitenbreier; haarklover; kletser; klier; kreng; kwijler; leuterkous; mierenneuker; mispunt; muggenzifter; ouwehoer; scherpslijper; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar; zwamneus
fainéant geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous flierefluiter; klooier; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
lambin geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous druil; hannes; sijsjeslijmer; slak; slome; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; zoutzak
misérable geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous deugniet; ellendeling; etter; etterbak; fielt; flierefluiter; guit; klier; kreng; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; mispunt; naarling; pauper; rakker; rotzak; schoft; schurk; slampamper; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stuk ongeluk
musard geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous
nouille geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; dommerik; domoor; druiloor; flierefluiter; idioot; kalfskop; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; slampamper; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilskuiken
paresseux geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous flierefluiter; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekkers; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
propre à rien geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous
ModifierRelated TranslationsOther Translations
con lullig
fainéant lui; niets doend; vadsig
lambin aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend
misérable akelig; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; beroerd; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; droog; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; flodderig; funest; futloos; haveloos; hokkerig; karig; kwijnend; lamlendig; lamzalig; luizig; lusteloos; mager; mat; meelijwekkend; miserabel; naar; noodlottig; ongelukkig; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slap; verlopen
paresseux gemakzuchtig; lui; niets doend; traag; werkeloos; werkloos; werkschuw

Related Words for "lammeling":

  • lammelingen

Wiktionary Translations for lammeling:

lammeling
noun
  1. désuet|fr Celui, celle qui est sale.