Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. overlevering:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overlevering from Dutch to French

overlevering:

overlevering [de ~ (v)] nomen

  1. de overlevering (traditie)
    la tradition; la coutume; la légende; le conte; l'habitude; l'usage; le mythe

Translation Matrix for overlevering:

NounRelated TranslationsOther Translations
conte overlevering; traditie geschiedenis; relaas; sprookje; sprookjesverhaal; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
coutume overlevering; traditie gebruik; gewoonte; traditie; usance; volksgebruik
habitude overlevering; traditie gebruik; gewoonte; traditie; usance
légende overlevering; traditie bijschrift; geschiedenis; label; legenda; legende; onderschrift; randschrift; relaas; sage; tekst van bijschrift; titelbalk; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
mythe overlevering; traditie geschiedenis; legende; mythe; relaas; sage; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
tradition overlevering; traditie gebruik; geschiedenis; gewoonte; relaas; traditie; usance; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
usage overlevering; traditie aanwenden; aanwending; afhankelijkheid op basis van gebruik; behandeling; gebruik; gewoonte; hantering; inzet; taalgebruik; toepassing; traditie; usance; volksgebruik; woordgebruik

Related Words for "overlevering":


Wiktionary Translations for overlevering:

overlevering
noun
  1. droit|fr livraison d’une chose à quelqu’un.