Dutch

Detailed Translations for bijwerken from Dutch to French

bijwerken:

bijwerken verb (werk bij, werkt bij, werkte bij, werkten bij, bijgewerkt)

  1. bijwerken (updaten)
    mettre à jour; actualiser
    • actualiser verb (actualise, actualises, actualisons, actualisez, )
  2. bijwerken (retoucheren)
    retoucher; parachever; retaper
    • retoucher verb (retouche, retouches, retouchons, retouchez, )
    • parachever verb (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, )
    • retaper verb (retape, retapes, retapons, retapez, )
  3. bijwerken (verbeteren; corrigeren; herstellen; )
    améliorer; perfectionner; aller mieux; revitaliser; régénérer; renouer; renouveler; rénover
    • améliorer verb (améliore, améliores, améliorons, améliorez, )
    • perfectionner verb (perfectionne, perfectionnes, perfectionnons, perfectionnez, )
    • revitaliser verb (revitalise, revitalises, revitalisons, revitalisez, )
    • régénérer verb (régénère, régénères, régénérons, régénérez, )
    • renouer verb (renoue, renoues, renouons, renouez, )
    • renouveler verb (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, )
    • rénover verb (rénove, rénoves, rénovons, rénovez, )
  4. bijwerken

Conjugations for bijwerken:

o.t.t.
  1. werk bij
  2. werkt bij
  3. werkt bij
  4. werken bij
  5. werken bij
  6. werken bij
o.v.t.
  1. werkte bij
  2. werkte bij
  3. werkte bij
  4. werkten bij
  5. werkten bij
  6. werkten bij
v.t.t.
  1. heb bijgewerkt
  2. hebt bijgewerkt
  3. heeft bijgewerkt
  4. hebben bijgewerkt
  5. hebben bijgewerkt
  6. hebben bijgewerkt
v.v.t.
  1. had bijgewerkt
  2. had bijgewerkt
  3. had bijgewerkt
  4. hadden bijgewerkt
  5. hadden bijgewerkt
  6. hadden bijgewerkt
o.t.t.t.
  1. zal bijwerken
  2. zult bijwerken
  3. zal bijwerken
  4. zullen bijwerken
  5. zullen bijwerken
  6. zullen bijwerken
o.v.t.t.
  1. zou bijwerken
  2. zou bijwerken
  3. zou bijwerken
  4. zouden bijwerken
  5. zouden bijwerken
  6. zouden bijwerken
diversen
  1. werk bij!
  2. werkt bij!
  3. bijgewerkt
  4. bijwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijwerken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
actualiser bijwerken; updaten query opnieuw uitvoeren; vernieuwen
aller mieux beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren beteren; leven beteren
améliorer beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afhalen; afmaken; afnemen; beter worden; bijschaven; completeren; corrigeren; meenemen; ophalen; perfectioneren; progressie maken; verbeteren; veredelen; verfijnen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; vooruitbrengen; vooruitgang boeken; weghalen; wegnemen
mettre à jour bijwerken; updaten terugschrijven
parachever bijwerken; retoucheren afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; bevorderd worden; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; hogerop komen; klaarkrijgen; klaarmaken; ophouden; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien; zich opwerken
perfectionner beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; afslachten; bijschaven; completeren; corrigeren; doden; moorden; om het leven brengen; ombrengen; perfectioneren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
renouer beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren hervatten; opnieuw beginnen
renouveler beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren aflossen; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; hervatten; in goede staat brengen; maken; nieuw leven inblazen; opfrissen; opknappen; opnieuw beginnen; rechtzetten; remplaceren; renoveren; repareren; verbeteren; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; vernieuwen; vervangen; verversen; verwisselen; wederopbouwen
retaper bijwerken; retoucheren bevorderd worden; hogerop komen; in goede staat brengen; opknappen; renoveren; zich opwerken
retoucher bijwerken; retoucheren bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken
revitaliser beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren hernieuwen; hervatten; in goede staat brengen; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw beginnen; renoveren
régénérer beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren hernieuwen; herscheppen; hervatten; hervormen; herzien; in goede staat brengen; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw beginnen; reformeren; regenereren; renoveren
rénover beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren aflossen; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; innoveren; maken; nieuw leven inblazen; opknappen; rechtzetten; remplaceren; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; verbouwen; vernieuwen; vertimmeren; vervangen; verwisselen; wederopbouwen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
mettre à jour bijwerken

Related Words for "bijwerken":


Wiktionary Translations for bijwerken:

bijwerken
verb
  1. (overgankelijk) zorgen dat alle veranderingen die inmiddels nodig geworden waren doorgevoerd zijn
bijwerken
Cross Translation:
FromToVia
bijwerken mettre à jour; actualiser; updater update — to make something up to date

bijwerken form of bijwerk:

bijwerk [het ~] nomen

  1. het bijwerk

Translation Matrix for bijwerk:

NounRelated TranslationsOther Translations
travail supplémentaire bijwerk strafwerk

Related Words for "bijwerk":


Wiktionary Translations for bijwerk:

bijwerk
noun
  1. Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.