Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanharken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanharkte from Dutch to French

aanharken:

aanharken verb (hark aan, harkt aan, harkte aan, harkten aan, aangeharkt)

  1. aanharken
    ratisser
    • ratisser verb (ratisse, ratisses, ratissons, ratissez, )

Conjugations for aanharken:

o.t.t.
  1. hark aan
  2. harkt aan
  3. harkt aan
  4. harken aan
  5. harken aan
  6. harken aan
o.v.t.
  1. harkte aan
  2. harkte aan
  3. harkte aan
  4. harkten aan
  5. harkten aan
  6. harkten aan
v.t.t.
  1. heb aangeharkt
  2. hebt aangeharkt
  3. heeft aangeharkt
  4. hebben aangeharkt
  5. hebben aangeharkt
  6. hebben aangeharkt
v.v.t.
  1. had aangeharkt
  2. had aangeharkt
  3. had aangeharkt
  4. hadden aangeharkt
  5. hadden aangeharkt
  6. hadden aangeharkt
o.t.t.t.
  1. zal aanharken
  2. zult aanharken
  3. zal aanharken
  4. zullen aanharken
  5. zullen aanharken
  6. zullen aanharken
o.v.t.t.
  1. zou aanharken
  2. zou aanharken
  3. zou aanharken
  4. zouden aanharken
  5. zouden aanharken
  6. zouden aanharken
diversen
  1. hark aan!
  2. harkt aan!
  3. aangeharkt
  4. aanharkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanharken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ratisser aanharken harken

Wiktionary Translations for aanharken:

aanharken

External Machine Translations: