Summary
Dutch to French: more detail...
- aanrichten:
-
Wiktionary:
- aanrichten → causer, accommoder, arranger, disposer, déterminer, procurer
Dutch
Detailed Translations for aanrichten from Dutch to French
aanrichten:
-
aanrichten (veroorzaken; aandoen; aanstichten)
causer; provoquer; commettre; faire; occasionner; mettre; inciter à-
causer verb (cause, causes, causons, causez, causent, causais, causait, causions, causiez, causaient, causai, causas, causa, causâmes, causâtes, causèrent, causerai, causeras, causera, causerons, causerez, causeront)
-
provoquer verb (provoque, provoques, provoquons, provoquez, provoquent, provoquais, provoquait, provoquions, provoquiez, provoquaient, provoquai, provoquas, provoqua, provoquâmes, provoquâtes, provoquèrent, provoquerai, provoqueras, provoquera, provoquerons, provoquerez, provoqueront)
-
commettre verb (commets, commet, commettons, commettez, commettent, commettais, commettait, commettions, commettiez, commettaient, commis, commit, commîmes, commîtes, commirent, commettrai, commettras, commettra, commettrons, commettrez, commettront)
-
faire verb (fais, fait, faisons, faites, font, faisais, faisait, faisions, faisiez, faisaient, fis, fit, fîmes, fîtes, firent, ferai, feras, fera, ferons, ferez, feront)
-
occasionner verb (occasionne, occasionnes, occasionnons, occasionnez, occasionnent, occasionnais, occasionnait, occasionnions, occasionniez, occasionnaient, occasionnai, occasionnas, occasionna, occasionnâmes, occasionnâtes, occasionnèrent, occasionnerai, occasionneras, occasionnera, occasionnerons, occasionnerez, occasionneront)
-
mettre verb (mets, met, mettons, mettez, mettent, mettais, mettait, mettions, mettiez, mettaient, mis, mit, mîmes, mîtes, mirent, mettrai, mettras, mettra, mettrons, mettrez, mettront)
-
inciter à verb
-
Conjugations for aanrichten:
o.t.t.
- richt aan
- richt aan
- richt aan
- richten aan
- richten aan
- richten aan
o.v.t.
- richtte aan
- richtte aan
- richtte aan
- richtten aan
- richtten aan
- richtten aan
v.t.t.
- heb aangericht
- hebt aangericht
- heeft aangericht
- hebben aangericht
- hebben aangericht
- hebben aangericht
v.v.t.
- had aangericht
- had aangericht
- had aangericht
- hadden aangericht
- hadden aangericht
- hadden aangericht
o.t.t.t.
- zal aanrichten
- zult aanrichten
- zal aanrichten
- zullen aanrichten
- zullen aanrichten
- zullen aanrichten
o.v.t.t.
- zou aanrichten
- zou aanrichten
- zou aanrichten
- zouden aanrichten
- zouden aanrichten
- zouden aanrichten
diversen
- richt aan!
- richt aan!
- aangericht
- aanrichtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanrichten
Translation Matrix for aanrichten:
Wiktionary Translations for aanrichten:
aanrichten
verb
aanrichten
-
veroorzaken, met name van schade
- aanrichten → causer
External Machine Translations: