Dutch
Detailed Translations for aantreden from Dutch to French
aantreden:
-
aantreden (toetreden)
se rassembler; se dépêcher; s'approcher; s'alligner-
se rassembler verb
-
se dépêcher verb
-
s'approcher verb
-
s'alligner verb
-
Conjugations for aantreden:
o.t.t.
- treed aan
- treedt aan
- treedt aan
- treden aan
- treden aan
- treden aan
o.v.t.
- trad aan
- trad aan
- trad aan
- traden aan
- traden aan
- traden aan
v.t.t.
- ben aangetreden
- bent aangetreden
- is aangetreden
- zijn aangetreden
- zijn aangetreden
- zijn aangetreden
v.v.t.
- was aangetreden
- was aangetreden
- was aangetreden
- waren aangetreden
- waren aangetreden
- waren aangetreden
o.t.t.t.
- zal aantreden
- zult aantreden
- zal aantreden
- zullen aantreden
- zullen aantreden
- zullen aantreden
o.v.t.t.
- zou aantreden
- zou aantreden
- zou aantreden
- zouden aantreden
- zouden aantreden
- zouden aantreden
diversen
- treed aan!
- treedt aan!
- aangetreden
- aantredende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aantreden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
s'alligner | aantreden; toetreden | |
s'approcher | aantreden; toetreden | naderbij komen |
se dépêcher | aantreden; toetreden | aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
se rassembler | aantreden; toetreden | bij elkaar komen; bijeen komen; bijeenkomen; samenkomen; samenscholen; verzamelen |