Summary
Dutch to French: more detail...
- afknotten:
-
Wiktionary:
- afknotten → mutiler
- afknotten → biseauter, chanfreiner
Dutch
Detailed Translations for afknotten from Dutch to French
afknotten:
-
afknotten
-
afknotten
Conjugations for afknotten:
o.t.t.
- knot af
- knot af
- knot af
- knotten af
- knotten af
- knotten af
o.v.t.
- knotte af
- knotte af
- knotte af
- knotten af
- knotten af
- knotten af
v.t.t.
- heb afgeknot
- hebt afgeknot
- heeft afgeknot
- hebben afgeknot
- hebben afgeknot
- hebben afgeknot
v.v.t.
- had afgeknot
- had afgeknot
- had afgeknot
- hadden afgeknot
- hadden afgeknot
- hadden afgeknot
o.t.t.t.
- zal afknotten
- zult afknotten
- zal afknotten
- zullen afknotten
- zullen afknotten
- zullen afknotten
o.v.t.t.
- zou afknotten
- zou afknotten
- zou afknotten
- zouden afknotten
- zouden afknotten
- zouden afknotten
diversen
- knot af!
- knot af!
- afgeknot
- afknottende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afknotten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tronquer | afknotten | |
étêter | afknotten | afklemmen; afknellen; afknijpen; knotten |
Wiktionary Translations for afknotten:
afknotten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afknotten | → biseauter; chanfreiner | ↔ abfasen — fachsprachlich: Kanten abschrägen oder anschrägen |
External Machine Translations: