Dutch

Detailed Translations for afromen from Dutch to French

afromen:

afromen verb (room af, roomt af, roomde af, roomden af, afgeroomd)

  1. afromen (afschuimen; afspanen)
    écumer; écrémer; écumer avec une spatule
    • écumer verb (écume, écumes, écumons, écumez, )
    • écrémer verb (écrème, écrèmes, écrémons, écrémez, )

Conjugations for afromen:

o.t.t.
  1. room af
  2. roomt af
  3. roomt af
  4. romen af
  5. romen af
  6. romen af
o.v.t.
  1. roomde af
  2. roomde af
  3. roomde af
  4. roomden af
  5. roomden af
  6. roomden af
v.t.t.
  1. heb afgeroomd
  2. hebt afgeroomd
  3. heeft afgeroomd
  4. hebben afgeroomd
  5. hebben afgeroomd
  6. hebben afgeroomd
v.v.t.
  1. had afgeroomd
  2. had afgeroomd
  3. had afgeroomd
  4. hadden afgeroomd
  5. hadden afgeroomd
  6. hadden afgeroomd
o.t.t.t.
  1. zal afromen
  2. zult afromen
  3. zal afromen
  4. zullen afromen
  5. zullen afromen
  6. zullen afromen
o.v.t.t.
  1. zou afromen
  2. zou afromen
  3. zou afromen
  4. zouden afromen
  5. zouden afromen
  6. zouden afromen
diversen
  1. room af!
  2. roomt af!
  3. afgeroomd
  4. afromende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afromen [znw.] nomen

  1. afromen (afschuimen; afspanen)
    l'écrémage; l'écumage

Translation Matrix for afromen:

NounRelated TranslationsOther Translations
écrémage afromen; afschuimen; afspanen
écumage afromen; afschuimen; afspanen
VerbRelated TranslationsOther Translations
écrémer afromen; afschuimen; afspanen
écumer afromen; afschuimen; afspanen briesen van woede; jutten; schuim vormen; schuimbekken; schuimen
écumer avec une spatule afromen; afschuimen; afspanen