Summary


Dutch

Detailed Translations for afspanen from Dutch to French

afspanen:

afspanen verb (span af, spant af, spande af, spanden af, afgespannen)

  1. afspanen (afromen; afschuimen)
    écumer; écrémer; écumer avec une spatule
    • écumer verb (écume, écumes, écumons, écumez, )
    • écrémer verb (écrème, écrèmes, écrémons, écrémez, )

Conjugations for afspanen:

o.t.t.
  1. span af
  2. spant af
  3. spant af
  4. spannen af
  5. spannen af
  6. spannen af
o.v.t.
  1. spande af
  2. spande af
  3. spande af
  4. spanden af
  5. spanden af
  6. spanden af
v.t.t.
  1. heb afgespannen
  2. hebt afgespannen
  3. heeft afgespannen
  4. hebben afgespannen
  5. hebben afgespannen
  6. hebben afgespannen
v.v.t.
  1. had afgespannen
  2. had afgespannen
  3. had afgespannen
  4. hadden afgespannen
  5. hadden afgespannen
  6. hadden afgespannen
o.t.t.t.
  1. zal afspanen
  2. zult afspanen
  3. zal afspanen
  4. zullen afspanen
  5. zullen afspanen
  6. zullen afspanen
o.v.t.t.
  1. zou afspanen
  2. zou afspanen
  3. zou afspanen
  4. zouden afspanen
  5. zouden afspanen
  6. zouden afspanen
diversen
  1. span af!
  2. spant af!
  3. afgespannen
  4. afspannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afspanen [znw.] nomen

  1. afspanen (afromen; afschuimen)
    l'écrémage; l'écumage

Translation Matrix for afspanen:

NounRelated TranslationsOther Translations
écrémage afromen; afschuimen; afspanen
écumage afromen; afschuimen; afspanen
VerbRelated TranslationsOther Translations
écrémer afromen; afschuimen; afspanen
écumer afromen; afschuimen; afspanen briesen van woede; jutten; schuim vormen; schuimbekken; schuimen
écumer avec une spatule afromen; afschuimen; afspanen