Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. alledaagsheid:
  2. alledaags:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for alledaagsheid from Dutch to French

alledaagsheid:

alledaagsheid [de ~ (v)] nomen

  1. de alledaagsheid (platitude; gewoonheid)
    la banalité; la quotidienneté

Translation Matrix for alledaagsheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
banalité alledaagsheid; gewoonheid; platitude afknapper; banaliteit; cliché; dooddoener; gemeenplaats; ontgoocheling; platheid; platvloersheid; trivialiteit; vulgariteit
quotidienneté alledaagsheid; gewoonheid; platitude

Related Words for "alledaagsheid":


alledaagsheid form of alledaags:


Translation Matrix for alledaags:

NounRelated TranslationsOther Translations
courant beek; beekje; drift; driftstroom; elektriciteit; geestesrichting; geestesstroming; rivier; stroming; stroom; stroompje; zeestroming
ModifierRelated TranslationsOther Translations
commun alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair algemeen; bij elkaar; bijeen; communaal; courant; een groep toebehorend; gangbaar; gebruikelijk; gedeeld; gemeen; gemeenschappelijk; gewoon; gezamenlijk; grof; meegevoeld; meer personen betreffend; met z'n beiden; met zijn allen; normaal; ordinair; plat; platvloers; samen; tezamen; vulgair
courant alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair courant; doorgaand; doorlopend; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; hardlopend; hedendaags; huidig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lopend; normaal; onedel; rondgaande; snellopend; stromend; tegenwoordig; van nu; van vandaag; vliedend; vloeiend; vlot
normal alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
ordinaire alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse; bedriegelijk; bescheiden; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gemakkelijk; gemeen; gewoon; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; licht; makkelijk; nagemaakt; natuurlijk; nederig; niet moeilijk; niet voornaam; normaal; onecht; onedel; ongecompliceerd; ongekunsteld; onwaar; ordinair; plat; platvloers; simpel; vals; van eenvoudige komaf; vulgair
tout simple alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair

Related Words for "alledaags":


Wiktionary Translations for alledaags:

alledaags
adjective
  1. (figuré) Qui se met à la disposition de tout le monde.
  2. De chaque jour. (Sens général).
  3. désuet|fr Qui concerne le peuple, le quidam, le personnage quelconque.
noun
  1. (term, Par substantivation) personne qui travaille à la journée.

Cross Translation:
FromToVia
alledaags usuel everyday — commonplace, ordinary
alledaags quotidien; quotidienne quotidian — daily
alledaags ordinaire; ordinaires run-of-the-mill — ordinary