Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. balken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for balkden from Dutch to French

balken:

balken verb (balk, balkt, balkde, balkden, gebalkt)

  1. balken
    braire; mugir
    • braire verb (brais, brait, brayons, brayez, )
    • mugir verb (mugis, mugit, mugissons, mugissez, )

Conjugations for balken:

o.t.t.
  1. balk
  2. balkt
  3. balkt
  4. balken
  5. balken
  6. balken
o.v.t.
  1. balkde
  2. balkde
  3. balkde
  4. balkden
  5. balkden
  6. balkden
v.t.t.
  1. heb gebalkt
  2. hebt gebalkt
  3. heeft gebalkt
  4. hebben gebalkt
  5. hebben gebalkt
  6. hebben gebalkt
v.v.t.
  1. had gebalkt
  2. had gebalkt
  3. had gebalkt
  4. hadden gebalkt
  5. hadden gebalkt
  6. hadden gebalkt
o.t.t.t.
  1. zal balken
  2. zult balken
  3. zal balken
  4. zullen balken
  5. zullen balken
  6. zullen balken
o.v.t.t.
  1. zou balken
  2. zou balken
  3. zou balken
  4. zouden balken
  5. zouden balken
  6. zouden balken
diversen
  1. balk!
  2. balkt!
  3. gebalkt
  4. balkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

balken [de ~] nomen, plural

  1. de balken (dwarsbalken; binten)
    la poutres; le traverses; le chevrons; le combles
  2. de balken (leggers)
    la poutres

Translation Matrix for balken:

NounRelated TranslationsOther Translations
chevrons balken; binten; dwarsbalken dakbinten; dakspanten; spanten
combles balken; binten; dwarsbalken dakbinten; dakspanten; spanten
poutres balken; binten; dwarsbalken; leggers
traverses balken; binten; dwarsbalken
VerbRelated TranslationsOther Translations
braire balken gillen; krijsen; schreeuwen
mugir balken brullen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; loeien; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Related Words for "balken":


Wiktionary Translations for balken:

balken
verb
  1. het geluid van een ezel maken
balken
Cross Translation:
FromToVia
balken braire bray — to make the cry of a donkey