Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate belten

Translate belten from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

belten:
- voiries; tas d'ordures; décharge publiques
belt:
- décharge publique; décharge; dépotoir; tas d'ordures; tas d'immondices
Wiktionary:
- belt → décharge

Dutch

Detailed Translations for belten from Dutch to French

belten:

belten [de ~] nomen, plural

de belten (vuilnisbelten; afvalhopen)
la voiries; le tas d'ordures; la décharge publiques
- voiries [la ~] nomen
- tas d'ordures [le ~] nomen
- décharge publiques [la ~] nomen

Translation Matrix for belten:

Noun	Related Translations	Other Translations
décharge publiques	afvalhopen; belten; vuilnisbelten
tas d'ordures	afvalhopen; belten; vuilnisbelten	afvalhoop; belt; vuilnisbelt; vuilnisberg; vuilnishoop; vuilstortplaats
voiries	afvalhopen; belten; vuilnisbelten

Related Words for "belten":

belt

belten form of belt:

belt [de ~] nomen

de belt (stortplaats)
la décharge publique; la décharge
- décharge publique [la ~] nomen
- décharge [la ~] nomen
de belt (vuilnisbelt; afvalhoop; vuilnishoop; vuilnisberg; vuilstortplaats)
la décharge publique; le dépotoir; le tas d'ordures; le tas d'immondices
- décharge publique [la ~] nomen
- dépotoir [le ~] nomen
- tas d'ordures [le ~] nomen
- tas d'immondices [le ~] nomen

Translation Matrix for belt:

Noun	Related Translations	Other Translations
décharge	belt; stortplaats	afladen; barak; bouwkeet; decharge; drainage; drooglegging; hangaar; keet; leegmaken; loods; lossen; ontwatering; spuiïng; uitladen
décharge publique	afvalhoop; belt; stortplaats; vuilnisbelt; vuilnisberg; vuilnishoop; vuilstortplaats
dépotoir	afvalhoop; belt; vuilnisbelt; vuilnisberg; vuilnishoop; vuilstortplaats	vuilverbrandingsoven
tas d'immondices	afvalhoop; belt; vuilnisbelt; vuilnisberg; vuilnishoop; vuilstortplaats
tas d'ordures	afvalhoop; belt; vuilnisbelt; vuilnisberg; vuilnishoop; vuilstortplaats	afvalhopen; belten; vuilnisbelten

Related Words for "belt":

belten

Wiktionary Translations for belt:

belt

noun

action de décharger.
- décharge → afladen; lossen; stut; vrijwaring; vrijspraak; opluchting; salvo; pak; spui; afwatering; boezem; overloopbekken; belt; vaalt; vuilnisbelt