Summary


Dutch

Detailed Translations for berekenend from Dutch to French

berekenend:


Translation Matrix for berekenend:

NounRelated TranslationsOther Translations
calculateur PC; computer; rekenaar
dégourdi doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
malin bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
roublard gladjanus; gluiperd
rusé doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; leperd; leperik; listigheid; schranderheid; sluwheid; snoodheid; uitgeslapenheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
adroit berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; echt; eenvoudig; eerlijk; gemakkelijk; geoefend; gevat; handig; kien; kundig; licht; makkelijk; menens; niet moeilijk; oprecht; pienter; raak; ronduit; schrander; simpel; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig
astucieusement berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; gehaaid; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leep; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
astucieux berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; krankzinnig; kundig; kunstig; leep; met een fluwelen tong; met een gladde tong; pienter; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spitsvondig; te gek; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; waanzinnig; welsprekend; wijs
calculateur berekenend; gehaaid; gewiekst gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
calculé berekenend; gehaaid; gewiekst doorgedacht; gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
débrouillard berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; gevat; goochem; kien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
dégourdi berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; geagiteerd; gevat; goochem; kien; levendig; raak; schrander; slim; snedig; uitgeslapen; verhit
malin berekenend; gehaaid; gewiekst achterbaks; adrem; arglistig; bedachtzaam; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; doortrapt; duivelachtig; duivels; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; krankzinnig; kwaadaardig; leep; link; listig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; te gek; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; waanzinnig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
roublard berekenend; gehaaid; gewiekst bij de pinken; clever; gehaaid; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; kien; leep; pienter; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; uitgeslapen
rusé berekenend; gehaaid; gewiekst achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; duivelachtig; duivels; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; in het geniep; kien; kwaadaardig; leep; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen

Synonyms for "berekenend":


Antonyms for "berekenend":


Related Definitions for "berekenend":

  1. doen waar je het meeste voordeel van hebt1
    • Ahmed lijkt zo aardig, maar hij is erg berekenend1

berekenen:

berekenen verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)

  1. berekenen (schatten; ramen)
    calculer; estimer; chiffrer; évaluer
    • calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • estimer verb (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • chiffrer verb (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )
    • évaluer verb (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
  2. berekenen (begroten)
    calculer; chiffrer; estimer; évaluer; évaluer à
    • calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • chiffrer verb (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )
    • estimer verb (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • évaluer verb (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
  3. berekenen (uitrekenen; becijferen; uitwerken; calculeren)
    calculer; estimer; chiffrer
    • calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • estimer verb (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • chiffrer verb (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )

Conjugations for berekenen:

o.t.t.
  1. bereken
  2. berekent
  3. berekent
  4. berekenen
  5. berekenen
  6. berekenen
o.v.t.
  1. berekende
  2. berekende
  3. berekende
  4. berekenden
  5. berekenden
  6. berekenden
v.t.t.
  1. heb berekend
  2. hebt berekend
  3. heeft berekend
  4. hebben berekend
  5. hebben berekend
  6. hebben berekend
v.v.t.
  1. had berekend
  2. had berekend
  3. had berekend
  4. hadden berekend
  5. hadden berekend
  6. hadden berekend
o.t.t.t.
  1. zal berekenen
  2. zult berekenen
  3. zal berekenen
  4. zullen berekenen
  5. zullen berekenen
  6. zullen berekenen
o.v.t.t.
  1. zou berekenen
  2. zou berekenen
  3. zou berekenen
  4. zouden berekenen
  5. zouden berekenen
  6. zouden berekenen
diversen
  1. bereken!
  2. berekent!
  3. berekend
  4. berekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for berekenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calculer becijferen; begroten; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken erbij rekenen; meerekenen; meetellen; preciseren; rekenen; uitwerken
chiffrer becijferen; begroten; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken versleutelen
estimer becijferen; begroten; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; begroten; bepalen; beraden; beramen; consideren; determineren; eerbiedigen; geloven; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; inschatten; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; ramen; respecteren; schatten; sparen; suggereren; taxeren; vaststellen; verschonen; waarderen
évaluer begroten; berekenen; ramen; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; begroten; beraden; beramen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren
évaluer à begroten; berekenen
- uitrekenen

Synonyms for "berekenen":


Related Definitions for "berekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
  2. het laten betalen1
    • Ahmed berekende mij alle kosten1

Wiktionary Translations for berekenen:

berekenen
verb
  1. déterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
  2. déterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

Cross Translation:
FromToVia
berekenen calculer calculate — (transitive) to determine value
berekenen computer compute — reckon or calculate
berekenen résoudre figure — to solve a problem