Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. beslag:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beslag from Dutch to French

beslag:

beslag [het ~] nomen

  1. het beslag
    la saisie; la garniture; la pâte; la ferrure; le fermoir; l'armature

Translation Matrix for beslag:

NounRelated TranslationsOther Translations
armature beslag anker; bewapening; muuranker
fermoir beslag afsluiter; afsluiting; deurknip; dichtmaken; het afsluiten; knip; knipslot; knipsluiting; sluiting
ferrure beslag bedekken; beslaan; hoefbeslag; hoefijzer; ijzerbeslag; ijzerwaren; ijzerwerk; kistbeslag
garniture beslag ameublement; bekleding; beleg; bordgarneersel; broodbeleg; garneersel; garneringen; garnituur; gerechtsdecoratie; meubelen; meubels; meubilair; meubilering; stoffeerderij; stoffering; versieringen
pâte beslag deeg; dikke zalf; koekdeeg; pasta
saisie beslag beetnemen; beetpakken; beslaglegging; confiscatie; greep; inbeslagneming; vastpakken; verbeurdverklaring

Wiktionary Translations for beslag:

beslag
noun
  1. (cuisine) Préparation culinaire à base de farine consommée après cuisson sous forme de pain, gâteau, friandise, etc.
  2. fabrique, commerce de quincaille.

Cross Translation:
FromToVia
beslag saisie Pfändungjuristisch: Beschlagnahme von Gegenständen zum Zwecke der Gläubigerbefriedigung
beslag pâte Teig — aus mehreren Zutaten bestehende (häufig dickflüssige) formbare Masse, die meist als Grundstoff für Gebäck dient

Related Translations for beslag