Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bevloeien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bevloeien from Dutch to French

bevloeien:

bevloeien verb (bevloei, bevloeit, bevloeide, bevloeiden, bevloeid)

  1. bevloeien (irrigeren)
    irriguer
    • irriguer verb (irrigue, irrigues, irriguons, irriguez, )

Conjugations for bevloeien:

o.t.t.
  1. bevloei
  2. bevloeit
  3. bevloeit
  4. bevloeien
  5. bevloeien
  6. bevloeien
o.v.t.
  1. bevloeide
  2. bevloeide
  3. bevloeide
  4. bevloeiden
  5. bevloeiden
  6. bevloeiden
v.t.t.
  1. heb bevloeid
  2. hebt bevloeid
  3. heeft bevloeid
  4. hebben bevloeid
  5. hebben bevloeid
  6. hebben bevloeid
v.v.t.
  1. had bevloeid
  2. had bevloeid
  3. had bevloeid
  4. hadden bevloeid
  5. hadden bevloeid
  6. hadden bevloeid
o.t.t.t.
  1. zal bevloeien
  2. zult bevloeien
  3. zal bevloeien
  4. zullen bevloeien
  5. zullen bevloeien
  6. zullen bevloeien
o.v.t.t.
  1. zou bevloeien
  2. zou bevloeien
  3. zou bevloeien
  4. zouden bevloeien
  5. zouden bevloeien
  6. zouden bevloeien
diversen
  1. bevloei!
  2. bevloeit!
  3. bevloeid
  4. bevloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bevloeien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
irriguer bevloeien; irrigeren begieten; besproeien; water geven

Wiktionary Translations for bevloeien:

bevloeien
Cross Translation:
FromToVia
bevloeien irrigation IrrigationLandwirtschaft: Zufuhr von Wasser zum Boden und zur Pflanze mit dem Ziel der Förderung des Pflanzenwachstums