Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bevuild:
  2. bevuilen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bevuild from Dutch to French

bevuild:

bevuild adj

  1. bevuild (groezelig; gevlekt; besmeurd)

Translation Matrix for bevuild:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
maculé besmeurd; bevuild; gevlekt; groezelig bevlekt; vlekkerig
sali besmeurd; bevuild; gevlekt; groezelig bevlekt; vlekkig
souillé besmeurd; bevuild; gevlekt; groezelig bevlekt; gespikkeld; gestippeld; spikkelig; vlekkig

bevuilen:

bevuilen verb (bevuil, bevuilt, bevuilde, bevuilden, bevuild)

  1. bevuilen (bekladden; besmeren; bevlekken; bemorsen)
    beurrer; faire des taches; barbouiller; souiller; graisser; salir; tacher; enduire
    • beurrer verb (beurre, beurres, beurrons, beurrez, )
    • barbouiller verb (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • souiller verb (souille, souilles, souillons, souillez, )
    • graisser verb (graisse, graisses, graissons, graissez, )
    • salir verb (salis, salit, salissons, salissez, )
    • tacher verb (tache, taches, tachons, tachez, )
    • enduire verb (enduis, enduit, enduisons, enduisez, )
  2. bevuilen (vies maken; vuil maken)
    salir; souiller; polluer; tacher; maculer; rendre sale
    • salir verb (salis, salit, salissons, salissez, )
    • souiller verb (souille, souilles, souillons, souillez, )
    • polluer verb (pollue, pollues, polluons, polluez, )
    • tacher verb (tache, taches, tachons, tachez, )
    • maculer verb (macule, macules, maculons, maculez, )

Conjugations for bevuilen:

o.t.t.
  1. bevuil
  2. bevuilt
  3. bevuilt
  4. bevuilen
  5. bevuilen
  6. bevuilen
o.v.t.
  1. bevuilde
  2. bevuilde
  3. bevuilde
  4. bevuilden
  5. bevuilden
  6. bevuilden
v.t.t.
  1. heb bevuild
  2. hebt bevuild
  3. heeft bevuild
  4. hebben bevuild
  5. hebben bevuild
  6. hebben bevuild
v.v.t.
  1. had bevuild
  2. had bevuild
  3. had bevuild
  4. hadden bevuild
  5. hadden bevuild
  6. hadden bevuild
o.t.t.t.
  1. zal bevuilen
  2. zult bevuilen
  3. zal bevuilen
  4. zullen bevuilen
  5. zullen bevuilen
  6. zullen bevuilen
o.v.t.t.
  1. zou bevuilen
  2. zou bevuilen
  3. zou bevuilen
  4. zouden bevuilen
  5. zouden bevuilen
  6. zouden bevuilen
diversen
  1. bevuil!
  2. bevuilt!
  3. bevuild
  4. bevuilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bevuilen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
barbouiller bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen aanrommelen; aanrotzooien; kalken; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip
beurrer bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen beboteren
enduire bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen insmeren; plamuren
faire des taches bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen kladden; knoeien; morsen; vlekken
graisser bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren
maculer bevuilen; vies maken; vuil maken viesmaken; vuilmaken
polluer bevuilen; vies maken; vuil maken verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
rendre sale bevuilen; vies maken; vuil maken verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
salir bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; vies maken; vuil maken afgeven; bevlekken; een smet werpen op; kladden; knoeien; morsen; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies worden; viesmaken; vlekken; vuilmaken
souiller bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; vies maken; vuil maken aansteken; besmetten; besmeuren; bevlekken; bezoedelen; een smet werpen op; infecteren; ontluisteren; vergiftigen; verontreinigen; verpesten; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
tacher bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; vies maken; vuil maken afgeven; bevlekken; kladden; knoeien; morsen; smetten; viesmaken; vlekken; vuilmaken

Wiktionary Translations for bevuilen:

bevuilen
verb
  1. blootstellen aan vuil

Cross Translation:
FromToVia
bevuilen salir dirty — to make dirty
bevuilen salir; souiller soil — to make dirty
bevuilen salir sully — to soil, stain, dirty