Dutch

Detailed Translations for beweerd from Dutch to French

beweren:

beweren [znw.] nomen

  1. beweren
    l'assertion; l'affirmation

beweren verb (beweer, beweert, beweerde, beweerden, beweerd)

  1. beweren (pretenderen; verklaren; stellen; voorgeven)
    prétendre; déclarer; argumenter; témoigner; avancer; certifier; soutenir; attester; prétexter; feindre; faire semblant; simuler; porter témoignage
    • prétendre verb (prétends, prétend, prétendons, prétendez, )
    • déclarer verb (déclare, déclares, déclarons, déclarez, )
    • argumenter verb (argumente, argumentes, argumentons, argumentez, )
    • témoigner verb (témoigne, témoignes, témoignons, témoignez, )
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • certifier verb (certifie, certifies, certifions, certifiez, )
    • soutenir verb (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • attester verb (atteste, attestes, attestons, attestez, )
    • prétexter verb (prétexte, prétextes, prétextons, prétextez, )
    • feindre verb (feins, feint, feignons, feignez, )
    • simuler verb (simule, simules, simulons, simulez, )

Conjugations for beweren:

o.t.t.
  1. beweer
  2. beweert
  3. beweert
  4. beweren
  5. beweren
  6. beweren
o.v.t.
  1. beweerde
  2. beweerde
  3. beweerde
  4. beweerden
  5. beweerden
  6. beweerden
v.t.t.
  1. heb beweerd
  2. hebt beweerd
  3. heeft beweerd
  4. hebben beweerd
  5. hebben beweerd
  6. hebben beweerd
v.v.t.
  1. had beweerd
  2. had beweerd
  3. had beweerd
  4. hadden beweerd
  5. hadden beweerd
  6. hadden beweerd
o.t.t.t.
  1. zal beweren
  2. zult beweren
  3. zal beweren
  4. zullen beweren
  5. zullen beweren
  6. zullen beweren
o.v.t.t.
  1. zou beweren
  2. zou beweren
  3. zou beweren
  4. zouden beweren
  5. zouden beweren
  6. zouden beweren
diversen
  1. beweer!
  2. beweert!
  3. beweerd
  4. bewerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beweren:

NounRelated TranslationsOther Translations
affirmation beweren aanneming; affirmatie; bekrachtiging; bevestiging; bewering; confirmatie; stelling
assertion beweren aanname; bewering; hypothese; stelling; these; thesis; veronderstelling
avancer oprukken
soutenir aanhangen
VerbRelated TranslationsOther Translations
argumenter beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven argumenteren; beredeneren; betogen; debatteren; demonstreren; discussiëren; disputeren; kiften; kijven; krakelen; redeneren; redetwisten; ruzie maken; ruziën; twisten
attester beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven aantonen; betonen; betuigen; bewijzen; getuigen; staven
avancer beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; bevorderd worden; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; gaan; geld opleveren; gesprek aanknopen; hogerop komen; inbrengen; lopen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; progressie maken; stappen; starten; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorschieten; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken; zich voortbewegen
certifier beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven borg staan; borg zijn; garanderen; garant staan; getuigen; instaan; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen
déclarer beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven aangeven; berichten; betonen; betuigen; declareren; getuigen; informeren; inklaren; klaren; meedelen; melden; noteren; opschrijven; rapporteren; verslag uitbrengen; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
faire semblant beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven fingeren; huichelen; simuleren; veinzen; voorwenden
feindre beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven acteren; doen alsof; dramatiseren; fingeren; huichelen; iemand begunstigen; simuleren; spelen; toneelspelen; veinzen; voorschuiven; voorspiegelen; voortrekken; voorwenden; zich aanstellen
porter témoignage beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven getuigen
prétendre beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven fingeren; huichelen; iemand begunstigen; simuleren; veinzen; voorschuiven; voorspiegelen; voortrekken; voorwenden
prétexter beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven fingeren; huichelen; iemand begunstigen; simuleren; veinzen; voorschuiven; voorspiegelen; voortrekken; voorwenden
simuler beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven acteren; doen alsof; dramatiseren; fingeren; huichelen; simuleren; spelen; toneelspelen; veinzen; voorwenden; zich aanstellen
soutenir beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven bemoedigen; bijvallen; coöpereren; doorleven; doorstaan; dragen; hooghouden; in de hoogte houden; instemmen; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; opbeuren; ophouden; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten; troosten; van mening zijn; verdragen; verduren; verteren; vertroosten; voorstaan
témoigner beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven betonen; betuigen; getuigen
- stellen

Synonyms for "beweren":


Antonyms for "beweren":


Related Definitions for "beweren":

  1. zeggen dat het zo is1
    • hij beweert dat hij dokter is1

Wiktionary Translations for beweren:

beweren
verb
  1. iets met stelligheid verklaren waarvan het voor anderen niet duidelijk is of het waar is
beweren
Cross Translation:
FromToVia
beweren prétendre behaupten — (transitiv) etwas sagen, was nicht stimmen muss oder gar unglaubwürdig ist
beweren prétendre purport — to convey

External Machine Translations: