Dutch

Detailed Translations for bol from Dutch to French

bol:

bol [de ~ (m)] nomen

  1. de bol (hoofd van een mens; hoofd)
    la tête; la tête humaine
  2. de bol (bolletje)
    la petite boule
  3. de bol (globe; aarde)
    le globe; la sphère

Translation Matrix for bol:

NounRelated TranslationsOther Translations
circulaire circulaire; nieuwsbrief; rondschrijven
globe aarde; bol; globe aardkloot; bolvorm; kogelvorm; koningsappel; rijksappel; wereldbol
globulaire kogelbloem
petite boule bol; bolletje
rond cirkel; cirkelvorm; kring; kringel; kringvormig; ring; stadionring
sphère aarde; bol; globe aardkloot; bolvorm; cirkel; cirkelvorm; kogelvorm; koningsappel; kring; partij; ploeg; rijksappel; sfeer; team
tête bol; hoofd; hoofd van een mens aanvoeren; aanvoering; aanvoerster; baas; chef; hoofd; kop; kopzin; leiding; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; patroon; superieur; voorgaan; voorman; voorvrouw; werkbaas
tête humaine bol; hoofd; hoofd van een mens
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
arrondi afronding
ModifierRelated TranslationsOther Translations
arrondi bol; bolvormig; kogelrond; kogelvormig; rond; sferisch rondachtig
bombé bol; bolstaand; bolvormig; kogelvormig bolstaand; concaaf; holrond; uitpuilend
bouffi bol; bolvormig; kogelvormig bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; opgebold; pafferig; pompeus
circulaire bol; kogelrond; rond; sferisch circulaire; cirkelvormig; cyclisch; kringvormig; ringvormig
convexe bol; bolstaand concaaf; holrond
en boule bol; kogelrond; rond; sferisch
en forme de balle bol; bolvormig; kogelvormig
en forme de globe bol; bolvormig; kogelvormig
en forme de sphère bol; bolvormig; kogelvormig
enflé bol; bolvormig; kogelvormig gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezet dier; opgezwollen; vet; vettig
globulaire bol; kogelrond; rond; sferisch circa; omstreeks; ongeveer; pakweg; plusminus; ruwweg
gonflé bol; bolstaand aangedikt; bolstaand; gezwollen; opgeblazen; opgebold; opgepompt; opgezet; opgezwollen; pafferig; uitpuilend
rond bol; bolstaand; bolvormig; kogelrond; kogelvormig; rond; sferisch concaaf; holrond
sphérique bol; bolvormig; kogelrond; kogelvormig; rond; sferisch circa; omstreeks; ongeveer; pakweg; plusminus; ruwweg

Related Words for "bol":


Antonyms for "bol":


Related Definitions for "bol":

  1. met een ronde vorm1
    • de aarde is bol1
  2. soort wortel waaruit een bloem groeit1
    • de bloembollen moeten nodig in de grond1
  3. voorwerp dat aan alle kanten rond is1
    • we leven op de aardbol1

Wiktionary Translations for bol:

bol
noun
  1. een driedimensionaal rond lichaam zie sfeer
bol
noun
  1. (botanique) Organe végétal souterrain formé par un bourgeon entouré de feuilles charnues, permettant à la plante de reformer chaque année ses parties aériennes.
  2. géométrie|fr surface dans l’espace à trois dimensions dont tous les points sont situés à une même distance d’un point appelé centre.
  3. (architecture) ouvrage de maçonnerie cintrer, en arc, dont les pièces se soutiennent les unes les autres, qui sert à couvrir un espace.
  4. (architecture) ouvrage de maçonnerie cintrer, en arc, dont les pièces se soutiennent les unes les autres, qui sert à couvrir un espace.

Cross Translation:
FromToVia
bol boule; balle ball — solid or hollow sphere
bol convexe convex — curved or bowed outward like the outside of a bowl or sphere or circle
bol bleuet; centaurée bleuet cornflowerCentaurea cyanus
bol fond crown — of a hat
bol pelle scoop — any cup- or bowl-shaped object
bol sphère sphere — mathematics: regular three-dimensional object
bol sphère; boule sphere — spherical physical object
bol boule KugelGeometrie: Volumen, das von einem Rand umgeben wird, dessen Punkte alle den gleichen Abstand von einem Punkt (Mittelpunkt) besitzen
bol convexe konvexGeometrie: (nach außen) gewölbt

bollen:

bollen [de ~] nomen, plural

  1. de bollen (ballen)
    la boules; la sphères

bollen verb (bol, bolt, bolde, bolden, gebold)

  1. bollen (opbollen)
    enfler; grossir; bomber; bouffer; se gonfler; se ballonner
    • enfler verb (enfle, enfles, enflons, enflez, )
    • grossir verb (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • bomber verb (bombe, bombes, bombons, bombez, )
    • bouffer verb (bouffe, bouffes, bouffons, bouffez, )
    • se gonfler verb

Conjugations for bollen:

o.t.t.
  1. bol
  2. bolt
  3. bolt
  4. bollen
  5. bollen
  6. bollen
o.v.t.
  1. bolde
  2. bolde
  3. bolde
  4. bolden
  5. bolden
  6. bolden
v.t.t.
  1. heb gebold
  2. hebt gebold
  3. heeft gebold
  4. hebben gebold
  5. hebben gebold
  6. hebben gebold
v.v.t.
  1. had gebold
  2. had gebold
  3. had gebold
  4. hadden gebold
  5. hadden gebold
  6. hadden gebold
o.t.t.t.
  1. zal bollen
  2. zult bollen
  3. zal bollen
  4. zullen bollen
  5. zullen bollen
  6. zullen bollen
o.v.t.t.
  1. zou bollen
  2. zou bollen
  3. zou bollen
  4. zouden bollen
  5. zouden bollen
  6. zouden bollen
en verder
  1. ben gebold
  2. bent gebold
  3. is gebold
  4. zijn gebold
  5. zijn gebold
  6. zijn gebold
diversen
  1. bol!
  2. bolt!
  3. gebold
  4. bollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bollen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bouffer oppeuzelen; opvreten
boules ballen; bollen
sphères ballen; bollen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bomber bollen; opbollen laten exploderen; opblazen
bouffer bollen; opbollen bikken; brassen; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; laten exploderen; laven; lekker eten; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; onfatsoenlijk eten; opblazen; opeten; oppeuzelen; opvreten; savoureren; schaften; schransen; schrokken; slempen; smikkelen; smullen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zitten proppen; zwelgen
enfler bollen; opbollen aandikken; expanderen; laten exploderen; opblazen; openen; opkloppen; opschroeven; opzwellen; overdreven voorstellen; overdrijven; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
grossir bollen; opbollen aandikken; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dik worden; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; iets overdreven voorstellen; laten exploderen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opblazen; openen; opkloppen; opschroeven; opzetten; opzwellen; overdreven voorstellen; overdrijven; rijzen; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
se ballonner bollen; opbollen laten exploderen; opblazen
se gonfler bollen; opbollen laten exploderen; opblazen; opzwellen; uitdijen; uitzwellen; zwellen

Related Words for "bollen":


Related Translations for bol